ECLI:NL:RBDHA:2025:20954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
NL25.19192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van homoseksuele eiser uit Jamaica, onzorgvuldige besluitvorming en onvoldoende motivering door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 november 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een homoseksuele man uit Jamaica, behandeld. Eiser heeft op 4 april 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, die door de minister op 22 april 2025 ongegrond is verklaard. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de minister de zienswijze van eiser onvoldoende heeft betrokken in de besluitvorming, wat leidt tot een onzorgvuldig voorbereid besluit. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank benadrukt dat de minister een integrale beoordeling moet maken van de asielaanvraag, waarbij ook de context van eisers seksuele geaardheid en de risico's bij terugkeer naar Jamaica in acht moeten worden genomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht moet worden genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19192

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Daartoe voert hij een aantal gronden aan. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Het besluit omvat ook een terugkeerbesluit, waarin staat dat eiser binnen vier weken moet vertrekken. Eiser heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd. Daarom bespreekt de rechtbank het terugkeerbesluit niet.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. Dat komt omdat de minister de zienswijze onvoldoende in het besluit heeft betrokken, waardoor het besluit onzorgvuldig is voorbereid. Het beroep is ook gegrond omdat de minister onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. Aan de andere kant oordeelt de rechtbank dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, het seksueel misbruik en de psychische toestand van eiser. Ook heeft de minister voldoende doorgevraagd bij het gehoor. Het onderdeel over het reële risico op schade bij terugkeer naar Jamaica bespreekt de rechtbank niet, omdat de minister een nieuwe, integrale beoordeling moet maken. Eiser krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Inleiding

2. Eiser heeft op 4 april 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 22 april 2025 deze aanvraag ongegrond verklaard.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft beroep op 11 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is al heel zijn leven homoseksueel. Nadat hij zijn familie heeft verteld over zijn homoseksualiteit, is hij door hen bedreigd. Als gevolg van de problemen met zijn familie heeft eiser besloten te vluchten uit Jamaica. Hij vreest dat hij bij terugkeer mishandeld zal worden en dakloos zal zijn.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Homoseksualiteit en de daaruit voortvloeiende problemen.
4.1.
De minister wijst de asielaanvraag van eiser af als ongegrond. [1] De identiteit, nationaliteit en herkomst acht de minister geloofwaardig. Aan eisers verklaringen dat hij homoseksueel is en daardoor problemen heeft ondervonden in Jamaica, hecht de minister geen geloof omdat eisers verklaringen hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. [2]
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met het referentiekader, het seksueel misbruik en de psychische toestand van eiser?
5. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn referentiekader en de bijzondere omstandigheden die relevant zijn voor zijn asielaanvraag. Eiser legt daaraan ten grondslag dat homoseksualiteit strafbaar is in Jamaica, dat hij pas twintig was toen hij naar Nederland kwam, dat hij een geschiedenis kent van seksueel misbruik in zijn jeugd en zijn huidige psychische toestand, waaronder het risico op suïcide. [3] De gehoormedewerker heeft daarnaast onvoldoende rekening gehouden met de traumatische aard van eisers seksuele ervaringen in zijn jeugd en de manier waarop de vragen werden gesteld tijdens het gehoor. Dit heeft geleid tot het negeren van relevante informatie en de totstandkoming van een onzorgvuldig besluit. [4] Eiser ondersteunt zijn stelling met een verwijzing naar een recente uitspraak van rechtbank en zittingsplaats Den Haag. [5]
5.1.
De rechtbank begrijpt eisers beroepsgrond zo dat het seksueel misbruik en zijn psychische toestand mede bepalend zijn voor zijn referentiekader; de context waarin zijn verklaringen beoordeeld hadden moeten worden.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. De gehoormedewerker heeft aan het begin van het nader gehoor opgemerkt dat eiser, vanwege pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden, soms meer tijd nodig heeft om een vraag te beantwoorden. [6] Ook uit het verloop van het nader gehoor blijkt dat de gehoormedewerker daar rekening mee heeft gehouden. [7] Tijdens het gehoor heeft de gehoormedewerker benadrukt dat het niet voor iedereen even gemakkelijk is om te praten over zijn seksuele geaardheid en dat, als eiser moeite heeft met een vraag, hij het gelijk kan aangeven. [8] Ook is er voldoende doorgevraagd door de gehoormedewerker en is er extra uitleg gegeven bij vragen als die voor eiser niet helemaal duidelijk waren. Als afsluitende opmerking tijdens het nader gehoor heeft eiser aangegeven dat hij geen opmerkingen of klachten heeft over de werkwijze van de gehoormedewerker. [9]
5.3.
Voor zover de beroepsgrond zich richt tegen de manier waarop het referentiekader in de besluitvorming is meegenomen bij de geloofwaardigheidsbeoordeling, is de rechtbank van oordeel dat de minister dat voldoende kenbaar heeft gedaan. De minister heeft rekening gehouden met de omstandigheden dat eiser zijn middelbare school heeft afgemaakt, is begonnen aan beroepsonderwijs en dat eiser op dit moment tweeëntwintig jaar oud is. [10] Daarnaast zijn er geen onderbouwde medische omstandigheden gebleken in eisers dossier, afgezien dat eiser moeite heeft met exacte data. Dat laatste is eiser dan ook niet tegengeworpen. [11] Uit het medisch advies blijkt verder niet dat andere zaken eisers vermogen om te verklaren beïnvloeden. De minister heeft rekening mogen houden met de omstandigheid dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij het normaal en gemakkelijk vindt om over zijn geaardheid te praten met anderen, waaronder met vrienden en zijn vriend, en dat hij dit ook vaker doet. [12] De minister heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank zowel tijdens het gehoor als in de besluitvorming voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser.
Heeft de minister voldoende doorgevraagd bij het gehoor?
6. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende heeft doorgevraagd bij het nader gehoor, met name over de aard van de seksuele handelingen met zijn neef [naam neef] [13] en het trauma van eiser dat in het begin van het gehoor al ter sprake kwam. Zijn aanvankelijke vage verklaringen hierover zijn te wijten aan de instructies van de gehoormedewerker om expliciete details te vermijden. Eiser wijst erop dat in het beleid van de minister staat dat, als iemand over seksuele handelingen praat, de gehoormedewerker moet aangegeven dat deze verklaringen niet vereist zijn. [14] Deze instructies hebben volgens eiser een open communicatie tijdens de rest van het gehoor bemoeilijkt. De gehoormedewerker heeft volgens eiser ook een eerdere vraag en het expliciete antwoord van eiser weggelaten en daarna de vraag anders gesteld. [15] Dat de gehoormedewerker ervoor heeft gekozen de eerdere vraag en het expliciete antwoord weg te laten in het rapport nader gehoor, kan eiser niet worden aangerekend.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat tijdens het gehoor voldoende is doorgevraagd. Er is een uitgebreid gehoor geweest van 44 pagina’s waarin de gehoormedewerker naast het stellen van vragen ook uitleg heeft gegeven over vragen en controlevragen heeft gesteld door bijvoorbeeld te vragen hoe het voor eiser is om te praten over zijn seksuele geaardheid. [16] Tussendoor zijn ook voldoende pauzes ingelast. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij op de rem is getrapt en dat hij hierdoor is beknot in de rest van het nader gehoor. De mededeling van de gehoormedewerker aan eiser dat hij niet over intieme onderwerpen wordt bevraagd, maar dat eiser vooral over zijn emoties, gedachten en gevoelens en keuzes wordt geacht te praten is juist in overeenstemming met WI 2019/17. Het gehoor richtte zich, zoals de gehoormedewerker heeft vermeld, niet primair op seksuele ervaringen of handelingen. Uit het voorgaande blijkt in ieder geval dat in algemene zin voldoende is doorgevraagd tijdens het nader gehoor. Voor zover eiser betoogt dat een stuk uit het verslag nader gehoor is weggehaald (dat explicieter was), stelt de rechtbank vast dat eiser dat niet in de correcties en aanvullingen heeft aangestipt. Eiser heeft ook op andere wijze niet aannemelijk gemaakt dat een stuk uit het verslag is verwijderd.
Heeft de minister de zienwijze van eiser voldoende betrokken?7. Eiser betoogt dat de minister in het bestreden besluit in algemene zin heeft miskend dat in een zienswijze nieuwe (achtergrond)informatie naar voren kan worden gebracht. Eiser stelt dat de zienswijzeprocedure de vreemdeling juist in staat moet stellen om inhoudelijk te reageren op de voorgenomen afwijzing van zijn aanvraag. Het geheel niet betrekken van de door eiser aangevoerde informatie is volgens eiser onzorgvuldig.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit meerdere keren opmerkt dat eiser in de zienswijze met nieuwe (achtergrond)informatie is gekomen. Dit stelt de minister bij de bespreking van informatie over dat eiser zou zijn afgekapt door de gehoormedewerker op het moment dat eiser seksueel getint verklaarde, over de misbruikrelatie met [naam neef], over de periode voorafgaand aan zijn gesprekken met anderen over homoseksualiteit, over de reactie van zijn oma op zijn geaardheid, over de tegenstrijdigheid van het niet vertellen over zijn homoseksualiteit tegenover het veelvuldig contact met anderen (‘coming-in’ en ‘coming-out’), over de schijnrelatie die hij zou hebben gehad met [persoon A], over hoe eiser rekening zou hebben gehouden met de risico’s van het daten, over andere relaties en informatie over zijn afweging om niet betrokken te raken met door Jamaica Forum for Lesbians, All-Sexuals and Gays (J-FLAG) georganiseerde evenementen. Daarbij is overwogen dat de zienswijze er niet voor is bedoeld om nieuwe informatie te delen en dat verwacht mag worden dat deze informatie tijdens het gehoor of bij de correcties en aanvullingen naar voren was gebracht. Eisers (nadere) correcties en nieuwe toevoegingen op zijn verklaringen in de zienswijze zijn volgens het bestreden besluit daarom ‘te laat’. Ook wordt in het bestreden besluit niet inhoudelijk ingegaan op het inzicht dat eiser in zijn zienswijze heeft gegeven over de periode dat hij zijn vermeende homoseksualiteit geheimhield, omdat dit volgens de minister een ‘nieuw uitleg’ betreft.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank is van oordeel dat de minister de genoemde onderdelen uit de zienswijze niet integraal buiten beschouwing heeft kunnen laten vanwege de enkele reden dat deze niet eerder naar voren zijn gebracht of afwijken van eerdere verklaringen van eiser. De mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is een nadere invulling van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [17] Dit artikel verplicht om bij een voorgenomen afwijzing een aanvrager in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen als het voornemen steunt op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen en die gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt. Dit impliceert dat de in de zienswijze verstrekte gegevens relevant kunnen zijn voor de besluitvorming en dat wat naar voren wordt gebracht dus moet worden beoordeeld. Met de invoering van de voornemenprocedure in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) is ook nadrukkelijk beoogd om tijdens de procedure de standpunten van beide partijen met betrekking tot de feiten helder te krijgen. [18] Ook hieruit volgt dat feiten kunnen worden aangevuld of gecorrigeerd in een zienswijze. De minister kan bij de beoordeling van een zienswijze vervolgens wel betekenis toekennen aan het moment waarop informatie naar voren wordt gebracht en hoe deze zich verhoudt tot eerdere verklaringen, maar de minister kan niet onderdelen niet betrekken omdat deze (pas) in de zienswijze naar voren worden gebracht. Het besluit is in zoverre onzorgvuldig voorbereid.
Heeft de minister ten onrechte eisers homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig geacht?
8. Eiser betoogt dat de minister zich ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat zijn verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig zijn. In dit verband voert eiser allereerst aan dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom meer inzicht in zijn relatie met [persoon A] vereist was, aangezien de gehoormedewerker niet expliciet heeft gevraagd naar de betekenis van het aangaan van een heteroseksuele relatie terwijl eiser homoseksueel is. Ten tweede betwist eiser de inconsistentie die de minister ziet in zijn verklaringen over het vertrek bij zijn familie. De passages op pagina 20 en 39 van het nader gehoorverslag zijn niet tegenstrijdig, omdat pagina 39 specifiek ging over zijn locatie toen hij zijn homoseksualiteit met zijn moeder besprak en niet over de eerste persoon met wie hij erover sprak. Ten aanzien van de afspraken die eiser had met jongens en de risico’s van daten in het openbaar betoogt eiser als volgt. De minister beweert ten onrechte dat eiser nog steeds geen duidelijkheid heeft gegeven over hoe het is om te daten in een maatschappij waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd. Eiser is namelijk niet gevraagd naar zijn gevoelens, maar enkel naar de feitelijke gang van zaken. Eiser heeft hierover informatie verstrekt tijdens het nader gehoor en, toen dit voor de minister onvoldoende bleek, heeft eiser in zijn zienswijze een nadere feitelijke uitleg gegeven. De minister heeft dit ten onrechte niet meegenomen in de beoordeling. Over de deelname aan lhbti-evenementen benoemt eiser dat hij exact kan aanwijzen waar hij zichtbaar is op de foto van de Pride deelname. Dat eiser nog een jaar in Jamaica verbleef, ondanks de gevaren, is een direct gevolg van zijn precaire situatie en de noodzaak om te overleven. Hij was genoodzaakt onder te duiken en was afhankelijk van zijn partner [persoon B] voor onderdak en financiële middelen, wat een tijdelijke, maar onhoudbare oplossing was voor zijn veiligheidsproblemen. Eiser benoemt verder dat de verklaringen over de reactie van zijn oma niet zijn gecorrigeerd, maar enkel aangevuld naar aanleiding van het voornemen. Ten aanzien van de brieven van eisers partner, [persoon C], voert eiser aan dat deze onvoldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. De minister heeft volgens eiser te weinig waarde gehecht aan de relatie met een man in Nederland, die door de brieven van [persoon C] wordt bevestigd. Het terzijde schuiven van dit bewijs leidt in de ogen van eiser tot een motiveringsgebrek. Verder wijst eiser erop dat de omstandigheid dat eiser de naam en leeftijd van één van zijn acht voorgaande relaties niet meer weet (de persoon waarvan eiser stelt te hebben gehouden), zijn verklaringen niet onaannemelijk maakt, nu eiser heeft aangegeven moeite te hebben met het onthouden van namen en data. Tot slot betoogt eiser dat de minister ten onrechte een tegenstrijdigheid ziet tussen zijn homoseksuele gedrag en zijn terughoudendheid om hierover te spreken, voortkomend uit een misvatting over de complexiteit van seksuele identiteitsontwikkeling, met name het onderscheid tussen interne acceptatie (‘coming in’) en externe openbaarmaking (‘coming out’). [19] Zijn deelname aan homofeesten en contacten met mannen impliceert niet dat hij destijds al openlijk over zijn homoseksualiteit kon of wilde communiceren, en de minister heeft een te beperkte opvatting van de beleving van bezoekers van dergelijke evenementen.
Standpunt minister
8.1.
De minister heeft op de zitting de tegenwerping over eisers relatie met [persoon A] laten vallen, omdat geen vragen zijn gesteld tijdens het nader gehoor over deze relatie en de minister geen tegenstrijdigheden ziet in eisers verklaringen hierover. De minister werpt eiser nog wel tegen dat zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is, omdat zijn verklaringen hierover volgens hem onsamenhangend zijn en geen geheel vormen. Volgens de minister heeft eiser wisselende verklaringen afgelegd over aan wie hij zijn homoseksualiteit heeft medegedeeld en de daaropvolgende gebeurtenissen. [20] In de derde plaats geeft eiser onvoldoende concrete informatie over de gesprekken die hij voerde met jongens en wat hij deed in de periode voordat eiser openlijk kon praten over zijn geaardheid, ondanks herhaalde verzoeken van de gehoormedewerker om verduidelijking. [21] In dit verband werpt de minister ook aan eiser tegen dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in de risico’s van daten in Jamaica. Hoewel de minister het afspreken met mannen op zichzelf niet tegenwerpt, wordt van eiser verwacht dat hij inzicht geeft in de bereidheid om toch af te spreken met mannen in een omgeving waar homoseksualiteit verboden is. De verklaring van eiser over de verhouding tussen het verzwijgen van zijn homoseksualiteit en het regelmatige contact met onbekende homoseksuelen die van zijn geaardheid op de hoogte raakten, is volgens de minister ook tegenstrijdig en vereist een nadere toelichting op eisers denkproces. Ook heeft eiser volgens de minister onvoldoende kennis over Jamaicaanse lhbti-organisaties en is eiser oppervlakkig over Nederlandse lhbti-evenementen. In dit verband benadrukt de minister dat met name wordt tegengeworpen dat eiser niet duidelijk kan uitleggen waarom hij in Nederland wel naar het COC gaat, maar in Jamaica niet geïnteresseerd was in vergelijkbare organisaties zoals J-FLAG. De minister vindt het verder moeilijk te begrijpen waarom eiser meer dan een jaar in Jamaica zou blijven als hij daar als homoseksueel vervolgd zou worden. [22] Uit eisers verklaringen blijkt volgens de minister onvoldoende dat hij problemen heeft ondervonden. Bovendien heeft eiser geen problemen gehad met zijn familie of andere mensen toen hij nog thuis woonde. De minister acht eisers verklaringen over de reactie van zijn oma op zijn homoseksualiteit onvoldoende gedetailleerd en oppervlakkig. [23] De minister werpt voorts aan eiser tegen dat zijn verklaringen over de start van zijn relatie met [persoon C], de eerste ontmoeting en het contact daarna tegenstrijdig zijn met de inhoud van de brief van [persoon C]. De minister acht eisers geaardheid ook ongeloofwaardig omdat eisers verklaringen over zijn relaties vaag zijn vanwege het gebrek aan concrete details. Eiser heeft geen essentiële informatie kunnen verstrekken over de persoon (uit één van de acht relaties) van wie eiser beweerde te houden, zoals leeftijd of naam. Tot slot wijst de minister op het gebrek aan diepgang en emotionele beleving in eisers verklaringen over de positieve reactie van vrienden op zijn coming-out en de voorbereiding daarop, aangezien eiser jarenlang geheim heeft gehouden dat hij homoseksueel is. De stelling van eiser dat het openbaren van zijn homoseksualiteit tijd vergde, is volgens de minister onbegrijpelijk gezien de kennismaking met de vriendengroep op een homofeest, wat impliceert dat de geaardheid al bekend was en een afzonderlijke mededeling overbodig maakte. De verklaring van eiser over een ontwikkelingsproces in de vriendschap en later verkregen vertrouwen staat haaks op deze context van de ontmoeting. Daarnaast geven eisers verklaringen onvoldoende inzicht in zijn persoonlijke ontwikkeling (gedachten, gevoelens en lichamelijke kenmerken) gedurende het ouder worden, gezien de veranderde omstandigheden (verblijf in een land waar homoseksualiteit is toegestaan en dat eiser nu contact heeft met een man).
Toetsingskader
8.2.
De minister maakt een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag van eiser. Het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling in zaken over seksuele geaardheid ligt bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaring. Dit volgt uit de rechtspraak van de Afdeling. [24] De minister moet een integrale beoordeling verrichten en de vreemdeling kan zijn ontoereikende verklaringen compenseren met andere verklaringen en overgelegd bewijsmateriaal. In dat verband moet de minister kenbaar motiveren hoe hij rekening houdt met elk van de aangeleverde stukken. Daarbij is vooral van belang of informatie van feitelijke aard uit deze stukken volgt. [25]
8.3.
Verklaringen van derden ter ondersteuning van een seksuele geaardheid worden door de minister altijd meegewogen in de besluitvorming. [26] In de besluitvorming moet worden gemotiveerd hoe rekening is gehouden met ingebrachte verklaringen van derden of waarom daarmee geen rekening is gehouden. Het moet inzichtelijk zijn welk gewicht er aan verklaringen van derden is toegekend. In twijfelgevallen kunnen verklaringen van derden de doorslag geven. Maar het is afhankelijk van de individuele omstandigheden of zo’n verklaring opweegt tegen de eigen verklaringen van de vreemdeling. Bij de beoordeling hoe informatie van derden wordt meegewogen, kijkt de minister in ieder geval naar: de inhoud van de verklaring (waarbij vooral feitelijke informatie zoals waarnemingen van een derde over concrete gedragingen van de vreemdeling van toegevoegde waarde kunnen zijn) en de bron van de verklaring (waarbij eigen waarnemingen van een derde zwaarder wegen dan een verklaring uit eigen hand of een optekening door een derde van de verklaringen van de vreemdeling). Daarbij wordt aan verklaringen van een derde die geen belang heeft bij de uitkomst van de asielaanvraag meer gewicht toegekend dan aan een verklaring van een derde die daar wel belang bij heeft.
Oordeel van de rechtbank
8.4.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de minister de tegenwerping over eisers relatie met [persoon A] heeft laten vallen op de zitting, omdat daar geen vragen over zijn gesteld tijdens het nader gehoor en de minister geen tegenstrijdigheden ziet in eisers verklaringen hierover. In de tweede plaats slaagt het betoog van eiser dat er geen strijdigheid zit in eisers verklaringen over het vertrek bij zijn familie. De rechtbank is van oordeel dat er geen objectieve tegenstrijdigheid zit in eisers verklaringen op pagina 20 en 39 van het verslag nader gehoor met betrekking tot het vertellen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid aan zijn moeder. De verklaring op pagina 39 van het nader gehoor had betrekking op de locatie waar eiser zich bevond toen hij voor het eerst met zijn moeder sprak over zijn homoseksualiteit en niet op de identiteit van de eerste persoon met wie hij over zijn homoseksualiteit sprak. Op de zitting heeft de minister niet onderbouwd bestreden dat hier een tegenstrijdigheid in zit.
8.5.
Het standpunt van de minister dat de overige onderdelen voldoende zijn om het oordeel dat de geaardheid van eiser ongeloofwaardig is te dragen, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft voldoende uitgelegd waarom hij risico’s nam bij het daten. Hij heeft verklaard, en aangevuld in de correcties en aanvullingen, [27] dat hij afsprak met jongens die ook deelnemer waren in een Whatsapp-groep voor homoseksuelen. Bij aanmelding voor die groep controleerde hij of hij iemand kende, wat niet het geval bleek te zijn. De meeste leden van de Whatsapp-groep kwamen bovendien niet uit Jamaica. [28] Omdat alle leden van deze Whatsapp-groep via een andere homoseksuele man zijn uitgenodigd, voelde eiser voldoende vertrouwen dat zijn informatie in deze groep veilig was. De communicatie binnen de groep verliep ook op basis van dit vertrouwen en dit leidde ertoe dat de fysieke ontmoetingen met jongens uit die groep als betrouwbaar werden ervaren. Eiser koos er altijd voor om alleen contact te hebben met jongens die ver van zijn eigen woonplaats woonden. [29] Over de risico’s in fysiek contact met die jongens heeft eiser verklaard dat hij besefte dat het een risico was om op straat de hand van een andere jongen te pakken of om seks te hebben in het huis van die andere jongen. [30] Eiser verduidelijkt in de zienswijze van 21 april 2025 dat hij die risico’s minimaliseerde door altijd eerst op straat of in een park met de jongen af te spreken, zodat ze elkaar eerst konden leren kennen. De rechtbank volgt het standpunt van de minister niet dat eiser met deze toelichting niet voldoende heeft uitgelegd waarom hij bereid was om het risico te nemen in een land waar homoseksualiteit niet geaccepteerd is.
8.6.
Het standpunt van de minister dat eiser niet duidelijk kan uitleggen waarom hij in Nederland wel naar het COC gaat, maar in Jamaica niet geïnteresseerd was in vergelijke organisaties zoals J-FLAG, volgt de rechtbank ook niet. Uit de verklaring van eiser tijdens het nader gehoor valt namelijk op te maken dat eiser zegt dat hij in Jamaica niet de ruimte voelde om actief deel te nemen aan lhbti-evenementen. Eiser verklaart ook dat de evenementen in Nederland, van het COC, specifiek voor asielzoekers zijn en dat Nederland een meer accepterende houding heeft tegenover homoseksuelen. Daar is de minister niet op ingegaan. De minister motiveert onvoldoende waarom eisers verklaring hierover niet volstaat en waarom hier geen betekenis aan is toegekend.
8.7.
De rechtbank oordeelt verder dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het niet logisch is dat eiser nog een jaar in Jamaica verbleef, ondanks dat hij daar als homoseksueel vervolgd wordt en zich daardoor in een onveilige situatie bevond. Dat eiser niet eerder had nagedacht om Jamaica te verlaten en twijfelde, samen met de omstandigheid dat eiser op het einde voor zijn vertrek geen problemen ondervond, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Eiser heeft namelijk toegelicht dat, nadat het voor hem te onveilig was om in zijn eigen regio in Jamaica te verblijven, hij zoveel mogelijk zijn best gedaan om te overleven binnen Jamaica en opties heeft overwogen die voor hem niet ideaal zijn geweest. Op het moment dat het niet meer ging is eiser naar eigen zeggen vertrokken uit Jamaica.
8.8.
Voor zover de minister de relatie tussen [persoon C] en eiser ongeloofwaardig vindt, zoals op de zitting is gesteld, blijkt dat standpunt niet uit het bestreden besluit zelf. In het besluit staan een aantal opmerkingen over de verklaringen van eiser over de start van zijn relatie met [persoon C] en het verloop van het contact na de eerste date, maar uit deze opmerkingen volgt niet dat de minister vindt dat eiser de relatie niet aannemelijk heeft gemaakt. Met de inhoud van de verklaring (namelijk dat eiser en [persoon C] een relatie stellen te hebben) wordt verder weinig gedaan door de minister. Dat had wel moeten gebeuren volgens de rechtbank.
8.9.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat eiser in zijn zienswijze wel nader heeft verklaard over de reactie van zijn oma, maar dat de minister dit niet heeft willen betrekken bij de beoordeling, omdat dit ‘te laat’ zou zijn aangevoerd. Dit geldt ook voor eisers verklaring over zijn ontwikkeling en over de positieve reactie van vrienden op zijn coming-out en de voorbereiding daarop. In de zienswijze heeft eiser namelijk toegelicht dat er een verschil is tussen de veronderstelde bekendheid van eisers vrienden met zijn homoseksualiteit enerzijds en eisers vermogen om daarover met zijn vrienden te praten anderzijds. De rechtbank kan dit volgen. Zoals hiervoor (onder 7.1 en 7.2) is overwogen heeft de minister dit ten onrechte niet betrokken.
8.10.
Volgens de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag en oppervlakkig heeft verklaard over een belangrijke relatie, omdat hij de naam en leeftijd van deze jongen niet weet. De minister mocht van eiser verlangen dat hij deze informatie kan geven, gelet op eisers verklaring dat hij hield van deze jongen. Het betoog van eiser dat dit niet tegengeworpen kan worden omdat hij moeite heeft met het onthouden van namen en benoemen van exacte data volgt de rechtbank niet. Dat eiser moeite heeft met data volgt weliswaar uit het Medifirst rapport, [31] maar in dat rapport staat wel dat eiser data kan aangeven bij benadering. In het rapport blijkt verder niet dat eiser moeite heeft met het onthouden van namen. Dat eiser deze informatie niet heeft kunnen verstrekken is echter onvoldoende voor de conclusie dat de geaardheid van eiser ongeloofwaardig is met het oog op de integrale beoordeling die de minister moet maken.
Reëel risico op schade bij terugkeer naar Jamaica
9. Gelet op het voorgaande onder 7.1 en 7.2 (waaruit volgt dat de minister de zienswijze onvoldoende heeft betrokken in de beoordeling) en 8.4 tot en met 8.10 (waaruit volgt dat de minister onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de geaardheid van eiser ongeloofwaardig is) slaagt het betoog van eiser. Of er sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Jamaica, bespreekt de rechtbank daarom niet meer. De minister moet namelijk een nieuwe, integrale beoordeling maken met inachtneming van deze uitspraak. Het is aan de minister om de afweging te maken of die geloofwaardigheidsbeoordeling leidt tot de conclusie of eiser een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Jamaica.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat de minister het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd vanwege strijd met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank ziet gelet op de aard van het geconstateerde gebrek geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank draagt de minister op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank stelt daarvoor een termijn van acht weken na de dag van de verzending van deze uitspraak.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De minister doet dat onder verwijzing naar artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zoals bedoeld in artikel 31, zesde lid en onder c, van de Vw 2000.
3.Rapport van MediFirst van 13 mei 2024; melding calamiteiten van 16 april 2025 over eisers suïcidedreiging; uittreksel van GezondheidsZorg Asielzoekers van 2 juni 2025 over eisers suïcidale gedachtes, notitie 1 mei 2025.
4.Eiser verwijst naar de artikelen 3:2 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Rb. Den Haag 5 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10991.
6.Verslag nader gehoor, pagina 3.
7.Verslag nader gehoor, pagina 10: de gehoormedewerker neemt zelf het initiatief om een pauze te houden nadat eiser heeft verklaard over zijn relatie met zijn neef [naam neef]. Verslag nader gehoor, pagina 16 onderaan: de gehoormedewerker geeft aan dat ze het nu al een tijdje hebben over eisers homoseksuele geaardheid en vraagt zich af hoe het voor eiser is om het hierover te hebben. Verslag nader gehoor, pagina 25: reflectievraag over dag 1 van het gehoor. Verslag nader gehoor, pagina 26 onderaan: de gehoormedewerker geeft tijd en ruimte aan eiser om na te denken over een vraag.
8.Verslag nader gehoor, pagina 8.
9.Verslag nader gehoor, pagina 43.
10.Bestreden besluit van 22 april 2025, pagina 3.
11.Bestreden besluit van 22 april 2025, pagina 3.
12.Verslag nader gehoor, pagina 16-17.
13.Verslag nader gehoor, pagina 10: Gehoormedewerker:
14.WI 2019/17 onder 2.2., ad 3.
15.Verslag nader gehoor, pagina 10: Gehoormedewerker:
16.Verslag nader gehoor, pagina 16: Gehoormedewerker:
19.[website], [persoon D], “Seksuele oriëntatie: op wie val en hoe noem je jezelf?”.
20.De minister wijst in dit verband op eisers verklaringen in het nader gehoor:
21.De minister wijst op de volgende uitspraken van eiser over wat eiser deed in de periode voorafgaand zijn coming-out: ‘de juiste dingen doen’, ‘doorgaan met goede dingen betekent dat ik mijn geluk en genot ging zoeken’ en ‘mezelf zijn, ik deed wat het beste was voor mezelf’.
22.Nader gehoor, pagina 41.
23.De minister wijst in dit verband op het nader gehoor, pagina 31:
24.ABRvS 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885.
25.ABRvS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
26.Dat volgt uit Werkinstructie (WI) 2019/17.
27.Correcties en aanvullingen 15 april 2025.
28.Nader gehoor, pagina 28.
29.Correcties en aanvullingen 15 april 2025.
30.Nader gehoor, pagina 18. Zie ook correcties en aanvullingen 15 april 2025.
31.Medifirst rapport van 13 mei 2024.