[eiser] vordert - na eiswijziging - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I) voor recht te verklaren dat mevrouw [naam] de huurder en [eiser] de medehuurder is bij de huurovereenkomst met [gedaagde] met betrekking tot de woning aan de [adres] in [plaats] en dat [eiser] ingevolge artikel 7:266 lid 3 BW huurder wordt indien en zodra de huurovereenkomst ten aanzien van mevrouw [naam] als huurder eindigt, bijvoorbeeld doordat zij de huurovereenkomst opzegt;
II) [gedaagde] te veroordelen om [eiser] de kosten van het herstel van de waterschade en de scheuren in de muren van het gehuurde te vergoeden, te begroten op € 8.181,21, dan wel een in goede justitie door de kantonrechter vast te stellen ander bedrag;
IIa) [gedaagde] te veroordelen om de schimmelvorming op het plafond van de woonkamer van het gehuurde te (laten) herstellen en de rotte vensterbank te (laten) vervangen binnen vier weken na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan [gedaagde] in verzuim zal zijn en [eiser] op voet van artikel 7:206 lid 3 BW bevoegd zal zijn om de schimmelvorming zelf te (laten) herstellen en de vensterbank zelf te (laten) vervangen en de daarvoor te maken kosten, te begroten op € 4.114,65, op [gedaagde] te verhalen, desgewenst door deze in mindering van de huurprijs te brengen,
IIb) [gedaagde] te veroordelen om de erker en de voordeur van het gehuurde naar behoren te (laten) schilderen binnen drie maanden na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreken blijft, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, met een maximum van € 25.000,00,
III) [gedaagde] te veroordelen om de kapotte afzuigkap in de keuken van het gehuurde te vervangen door een nieuwe afzuigkap, althans om de kapotte afzuigkap te repareren, binnen vier weken na betekening van het door de kantonrechter te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] met de naleving van let vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00;
IV) [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 784,06, te vermeerderen met wettelijke rente indien en voor zover de betaling niet binnen 10 dagen na eerste aanschrijving plaatsvindt, te berekenen met ingang van de eerste dag na ommekomst van die termijn tot de dag van algehele voldoening;
V) [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente indien en voor zover de betaling niet binnen 10 dagen na eerste aanschrijving plaatsvindt, te berekenen met ingang van de eerste dag na ommekomst van die termijn tot de dag van algehele voldoening.