ECLI:NL:RBDHA:2025:20968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
NL25.33411
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke asielzaak

Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoeker die een proceskostenvergoeding vroeg na het intrekken van zijn beroep tegen de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De verzoeker had eerder een beroep ingediend wegens het niet tijdig beslissen door de minister, maar dit beroep werd als niet-ontvankelijk beschouwd omdat het prematuur was ingediend. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een tegemoetkoming aan de verzoeker, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had eerder, op 28 mei 2025, een uitspraak gedaan waarin de minister was opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen op de aanvraag van de verzoeker. Echter, op het moment van het indienen van het beroep was de termijn nog niet verstreken. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om proceskostenvergoeding daarom niet kon worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door rechter G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier C.G.H. van der Holst, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33411

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Issa),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft hierop gereageerd dat hij de proceskosten niet wil vergoeden.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de minister aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De minister stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat er geen grond is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroep wegens het niet tijdig beslissen prematuur is ingediend. Dat beroep was niet-ontvankelijk, zodat het verzoek om een proceskostenveroordeling moet worden afgewezen.
4.1.
Bij uitspraak van 28 mei 2025 heeft deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, [3] een eerder beroep van verzoeker wegens het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen acht weken na 26 september 2025 het besluit op de aanvraag te nemen. Verzoeker heeft vervolgens op 22 juli 2025 een beroep wegens het niet tijdig beslissen ingediend. De termijn die in de uitspraak van 28 mei 2025 was gegeven om alsnog te beslissen op de asielaanvraag van verzoeker was op het moment van het indienen van dat het beroep nog niet verstreken. Verzoeker heeft vervolgens op 30 juli 2025 het beroep ingetrokken en gelijktijdig verzocht om een proceskostenvergoeding.
4.2.
Het beroep wegens het niet tijdig beslissen zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoeker dat beroep niet had ingetrokken. Nu geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst daarom het verzoek af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Rb. Den Haag (zp. ’s Hertogenbosch) 28 mei 2025, NL24.41221 (