In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 november 2025, gaat het om een opvolgend beroep van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie. Eisers hebben gesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister eerder was opgedragen om voor 30 juni 2025 een beslissing te nemen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister de proceskosten van eisers moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. De rechtbank heeft de minister ook geïnformeerd over de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken, die de bestuurlijke dwangsom in bepaalde gevallen afschaft.