ECLI:NL:RBDHA:2025:21023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
NL25.45021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 november 2025, gaat het om een opvolgend beroep van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie. Eisers hebben gesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister eerder was opgedragen om voor 30 juni 2025 een beslissing te nemen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.

De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister de proceskosten van eisers moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50.

Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. De rechtbank heeft de minister ook geïnformeerd over de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken, die de bestuurlijke dwangsom in bepaalde gevallen afschaft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.45021

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer]

[naam],

V-nummer: [nummer]

[naam]

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer]
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1.1.
Deze uitspraak gaat over het opvolgende beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf.
1.2.
Eisers hebben gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
1.3.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. In een eerdere beroepsprocedure niet tijdig beslissen heeft de rechtbank de minister opgedragen om voor 30 juni 2025 alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. De minister heeft dit niet gedaan.
2. Het beroep is kennelijk ontvankelijk en gegrond.
3. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister de bij de aanvraag ingediende documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie, of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. Dit betekent dat de minister in principe binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Echter, het gaat in deze zaak om een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen. Mede gelet op de beslistermijn die de rechtbank in een eerdere procedure heeft opgelegd en het tijdsverloop sindsdien, bepaalt de rechtbank daarom dat de minister binnen twee weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
4. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij een dwangsom van
€ 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [2]
7. Met de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken [3] , is de bestuurlijke dwangsom afgeschaft voor de zaken waarin de ingebrekestelling na 15 april 2025 is ingediend. De minister hoeft geen bestuurlijke dwangsom aan eisers te betalen.
6. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [4]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen twee weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma rechter, in aanwezigheid van A.W. Landman, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
3.Staatsblad 2025, 96.
4.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.