ECLI:NL:RBDHA:2025:21055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
NL25.44238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 26 januari 2022. Eiser heeft op 28 februari 2023 een beroep ingediend wegens het niet tijdig beslissen. De rechtbank in Zwolle heeft dit beroep op 21 juli 2023 niet-ontvankelijk verklaard. In opvolgende procedures heeft de rechtbank echter de beroepen tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard. In de uitspraak van 9 januari 2025 heeft de rechtbank de minister opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen op de asielaanvraag, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, tot een maximum van € 7.500,-. De minister heeft op 1 mei 2025 beslist op de aanvraag, maar in de uitspraak van 7 juli 2025 heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen dat besluit gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen vier weken een nieuw voornemen te nemen. Eiser heeft de minister op 27 augustus 2025 in gebreke gesteld en op 12 september 2025 beroep ingesteld omdat er niet tijdig was beslist. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en vastgesteld dat het beroep prematuur was ingediend, omdat de beslistermijn van twaalf weken nog niet was verstreken. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de minister hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.44238

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 26 januari 2022.
1.1.
Eiser heeft op 28 februari 2023 een beroep niet tijdig beslissen ingediend. Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft dit beroep op 21 juli 2023 niet-ontvankelijk verklaard. In een tweetal opvolgende procedures heeft deze rechtbank en zittingsplaats de beroepen niet tijdig beslissen gegrond verklaard [1] . In de laatste uitspraak, die van 9 januari 2025, heeft de rechtbank bepaald dat de minister binnen twee weken alsnog een besluit moest nemen op de asielaanvraag. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat als de minister niet op tijd een besluit neemt, hij een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
1.2.
De minister heeft op 1 mei 2025 beslist op de aanvraag. In de uitspraak van 7 juli 2025 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiser tegen dat besluit gegrond verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak een nieuw voornemen te nemen, waarna de minister (na de vier weken termijn voor het indienen door eiser van de zienswijze) binnen vier weken een nieuw besluit moest nemen.. [2]
1.3.
Eiser heeft de minister op 27 augustus 2025 in gebreke gesteld. Omdat nog geen voornemen is uitgebracht, is volgens hem te voorzien dat ook niet op tijd zal worden beslist. Op 12 september 2025 heeft eiser beroep ingesteld omdat niet op tijd zou zijn beslist.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [3]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. In de uitspraak van 7 juli 2025 heeft de rechtbank bepaald binnen welke termijn de minister een voornemen moet nemen en binnen welke termijn hij vervolgens moet beslissen. De door de rechtbank opgelegde beslistermijn komt erop neer dat de minister binnen twaalf weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. De rechtbank stelt vast dat eiser beroep heeft ingesteld terwijl de nadere beslistermijn van twaalf weken nog niet was verstreken. Het beroep is te vroeg (prematuur) ingediend en voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. [4]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Uitspraken van 15 augustus 2024 en 9 januari 2025.
3.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.