In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 november 2025, gaat het om een opvolgend beroep van eiseres, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in een eerdere procedure was opgedragen om binnen acht weken een beslissing te nemen, maar dit niet heeft gedaan. Het beroep is daarom kennelijk ontvankelijk en gegrond verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een beslissing moet nemen op de aanvraag.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om een dwangsom op te leggen voor het geval de minister niet tijdig beslist. De rechtbank heeft bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tot slot is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50.