ECLI:NL:RBDHA:2025:21112

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
C/09/692375 / FT RK 25/753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van faillietverklaring en proceskostenveroordeling in insolventieprocedure

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag in een enkelvoudige procedure uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van een vennootschap, aangeduid als [verweerder] h.o.d.n. [handelsnaam]. De verzoekers, bestaande uit drie B.V.'s, hebben een verzoekschrift ingediend met de stelling dat zij vorderingen op de verweerder hebben en dat deze in betalingsproblemen verkeert. Tijdens de zitting op dezelfde dag hebben de verzoekers echter hun verzoek tot faillietverklaring ingetrokken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de argumenten van beide partijen, waarbij de verweerder betoogde dat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn omdat het verzoek zonder de benodigde goedkeuring van de aandeelhouders is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers hun verzoek hebben ingetrokken, waardoor enkel het verzoek van de verweerder om proceskostenveroordeling ter beoordeling voorlag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekers onterecht hun verzoek hebben ingediend, zonder concrete vorderingen te onderbouwen, en heeft hen veroordeeld in de proceskosten van de verweerder, die zijn begroot op € 1.228,-. Daarnaast is de wettelijke rente over deze kosten toegewezen indien deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving worden voldaan. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter R. Cats, met M.Y.P.M. Zeeman als griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/692375 / FT RK 25/753
vonnis van 4 november 2025
in de zaak van
[verzoekers, sub 1] B.V.
[verzoekers, sub 2] B.V.
[verzoekers, sub 3] B.V.
verzoekers,
advocaat: mr. C.L. Brandt,
tegen
[verweerder]
h.o.d.n. [handelsnaam] .
verweerder,
hierna: [verweerder] ,
advocaten: mr. M.S. Houweling, mr. A.D. de Jonge en mr. R.J. Idema.

1.De procedure

1.1.
Verzoekers hebben een verzoekschrift ingediend strekkende tot faillietverklaring van [verweerder] .
1.2.
Het verzoekschrift is op 4 november 2025 in raadkamer behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- de heer [naam] namens verzoekers, bij gestaan door mr. Brandt;
- [verweerder] , bijgestaan door. mr. De Jonge en mr. Idema.
1.3.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de volgende stukken:
- het verweerschrift met drie bijlagen, binnengekomen op 3 november 2025;
- de ter terechtzitting door mr. Brandt overgelegde producties.
1.4.
Bij verweerschrift heeft [verweerder] verzocht verzoekers, althans de advocaat van verzoekers, te veroordelen in de proceskosten, de kosten van rechtsbijstand daaronder begrepen, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking, en – voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen deze termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf deze termijn voor betaling, alsmede te vermeerderen met de alsdan te maken nakosten om alsnog betaling van hetgeen is toegewezen te verkrijgen.
1.5.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Verzoekers stellen dat zij een vordering op [verweerder] hebben en dat [verweerder] ook andere schuldeisers onbetaald laat.
2.2.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij betoogt dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat het verzoek is gedaan zonder de volgens de statuten van deze vennootschappen benodigde goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders. Hij betwist dat verzoekers één of meer opeisbare vorderingen op hem hebben en dat hij verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Volgens [verweerder] is er sprake van misbruik van bevoegdheid omdat het faillissementsverzoek er uitsluitend op is gericht om op oneigenlijke wijze druk op hem uit te oefenen, of op het beëindigen van samenwerkingen en concernrelaties. [verweerder] verzoekt verzoekers, althans hun advocaat, in de proceskosten te veroordelen.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoekers hebben hun verzoek ter terechtzitting ingetrokken, zodat enkel nog ter beoordeling voorligt het verzoek van [verweerder] . Dit is het verzoek om verzoekers, althans hun advocaat, te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank zal dit verzoek toewijzen voor zover het zich tegen verzoekers richt en overweegt daartoe als volgt.
3.2.
Verzoekers hebben in het verzoekschrift geen concrete vorderingen gesteld, maar slechts aangegeven dat zij met [verweerder] “diverse vormen van samenwerkingen (hebben), waardoor intercompany rekening couranten zijn ontstaan”. Daarbij wordt verwezen naar een productie 4. Die productie is niet bij het verzoekschrift gevoegd en ter terechtzitting is meegedeeld dat dit bewust is gebeurd. Na de aanvangstijd van de zitting bevond de advocaat van verzoeker zich bij de centrale balie van de rechtbank om kopieën van stukken te maken. Ter terechtzitting is een schriftelijke verklaring van een boekhouder overgelegd. Uit die verklaring blijkt niet van een vordering van [verzoekers, sub 3] B.V. Wel wordt daarin melding gemaakt van vorderingen van [verzoekers, sub 1] B.V. en [verzoekers, sub 2] B.V., maar die vorderingen zijn niet (cijfermatig) inzichtelijk gemaakt. Bovendien betwist [verweerder] de verschuldigdheid van de beweerdelijke vorderingen. Van de zijde van verzoekers is niet weersproken dat [verweerder] nooit tot betaling van de beweerdelijke vorderingen is aangesproken. Verzoekers hebben klaarblijkelijk pas ter terechtzitting hun knopen geteld en zijn – gezien de intrekking van hun verzoek – tot de slotsom gekomen dat het verzoek onhoudbaar is. Tot deze conclusie hadden zij bij de huidige stand van zaken al veel eerder kunnen komen. Desondanks hebben zij hun verzoek ingediend en het op een zitting laten aankomen. Zij hebben daarmee [verweerder] op kosten gejaagd. Dit alles maakt dat de rechtbank verzoekers in de proceskosten zal veroordelen. Bij de proceskostenveroordeling zal worden uitgegaan van twee punten (verweerschrift en mondelinge behandeling) en tarief II van het Liquidatietarief rechtbank en hoven. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op
€ 178,-, ingeval van betekening te vermeerderen met € 92,- en de explootkosten.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot toewijzen van het verzoek om de advocaat van verzoekers in de proceskosten te veroordelen, nu door het gebruik van het woord “althans” dit verzoek klaarblijkelijk subsidiair is aan gelijkluidende verzoek dat zich tegen verzoekers richt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt vast dat het verzoek van verzoekers tot faillietverklaring van [verweerder] h.o.d.n.. [handelsnaam] is ingetrokken;
4.2.
veroordeelt verzoekers in de kosten van deze procedure, tot heden aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.228,- aan salaris advocaat (twee punten à tarief II,
€ 614,- per punt) en de nakosten zoals hiervoor vermeld onder 3.2., te voldoen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.3.
veroordeelt verzoekers tot vergoeding van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.4.
verklaart de veroordelingen onder 4.2. en 4.3. van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met M.Y.P.M. Zeeman, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025.