ECLI:NL:RBDHA:2025:21117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
NL25.52471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de noodzaak van bewaring werd gesteld in het kader van het vaststellen van de identiteit en nationaliteit van eiser. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft tegen het besluit van 23 oktober 2025 beroep ingesteld, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding indiende. Tijdens de zitting op 5 november 2025 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Eiser betwistte de grondslagen van de maatregel, met name dat zijn identiteit niet voldoende was aangetoond. De rechtbank oordeelde echter dat een kopie van een paspoort niet voldeed als bewijs van identiteit en dat de opgelegde maatregel van bewaring terecht was. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor de maatregel feitelijk juist waren en dat er geen aanleiding was om de maatregel onrechtmatig te verklaren. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.52471

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.M.H. Vriesde),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 5 november 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1996.
Grondslag van de maatregel
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag.
3. Eiser stelt dat de grondslag van de maatregel onjuist is, nu de identiteit van eiser duidelijk is. Hij heeft namelijk een kopie van zijn paspoort op zijn telefoon. Daarmee kon zijn identiteit worden aangetoond. De rechtbank volgt dit niet. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat een kopie van een paspoort onvoldoende is om eisers identiteit aan te tonen.
Gronden van de maatregel
4. In de maatregel staan als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Verweerder heeft ter zitting de zware gronden 3c en 3i laten vallen.
6. Eiser betwist alle zware gronden en lichte grond 4c. Ten aanzien van zware grond 3a voert eiser aan dat hij een vluchteling is en wel over een kopie van zijn paspoort beschikt. Ten aanzien van zware grond 3b voert eiser aan dat er slechts enkele dagen zijn verstreken en dat het hem vanwege financiële redenen niet gelukt is om Ter Apel te bereiken. Niet is gebleken dat hij zich structureel aan toezicht heeft onttrokken. Verder kan zware grond 3d niet aan de maatregel ten grondslag worden gelegd, omdat eiser een nationaliteitsverklaring heeft ingevuld en omdat hij een kopie van zijn paspoort op zijn telefoon heeft. Verweerder heeft nagelaten eisers telefoon uit te lezen om deze kopie te kunnen inzien. Tot slot stelt eiser dat hij in de [locatie] verblijft. Lichte grond 4c kan daarom niet aan eiser worden tegengeworpen.
7. Verweerder mag bij het tegenwerpen van onder meer de zware gronden 3a en 3b volstaan met een toelichting waaruit blijkt dat deze gronden zich feitelijk voordoen. Eiser beschikt niet over een echt bevonden paspoort of een geldig visum. Dat hij zou beschikken over een fotokopie van het paspoort maakt dit niet anders. Dit maakt dat de zware grond 3a feitelijk juist isen deze terecht aan eiser wordt tegengeworpen. Eiser is zonder paspoort Nederland ingereisd en heeft zich niet bij de Nederlandse autoriteiten gemeld. Na zijn (strafrechtelijke) aanhouding op 10 oktober 2025 is hij in de gelegenheid gesteld zich te melden bij Ter Apel om asiel aan te vragen. Dit heeft eiser niet gedaan en hij is op 18 oktober 2025 aangehouden in Rotterdam in verband met de verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Dit maakt de zware grond 3b feitelijk juist. Ook de lichte grond 4c is terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd. Uit vaste jurisprudentie volgt dat slechts sprake is van een vaste woon- of verblijfplaats als de vreemdeling op een gesteld adres is ingeschreven in de BRP. [3] Eiser staat niet op een adres ingeschreven in de BRP. Verder is lichte grond 4d niet betwist. De rechtbank stelt vast dat deze grond feitelijk juist is en ook voldoende is toegelicht in de maatregel van bewaring. Deze gronden samen zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Daarmee is het risico op onttrekking aan toezicht gegeven. De overige gronden behoeven daarom geen verdere bespreking.
8. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 november 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Basisregistratie personen.