ECLI:NL:RBDHA:2025:21167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
NL25.32338
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiser, een Syrische asielzoeker, behandeld. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend op 25 maart 2024, maar stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de minister op 25 juni 2025 in gebreke heeft gesteld, terwijl de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank legt uit dat volgens artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een ingebrekestelling pas kan worden gedaan als de beslistermijn is verstreken. Aangezien de minister een besluit- en vertrekmoratorium heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië, is de oorspronkelijke beslistermijn van zes maanden verlengd met twaalf maanden, wat betekent dat de beslistermijn eindigde op 25 september 2025. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling te vroeg is gedaan, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van C. Gümüş, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.32338

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn asielaanvraag.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk.
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw moet verweerder binnen zes maanden op de aanvraag beslissen. Op 11 december 2024, in werking getreden op 14 december 2024, heeft verweerder een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Het besluitmoratorium houdt in dat de beslistermijnen van lopende asielaanvragen en van asielaanvragen die tijdens het moratorium worden ontvangen, worden verlengd met een jaar, tot maximaal 21 maanden na de asielaanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de oorspronkelijke beslistermijn van zes maanden is verlengd met twaalf maanden en dat dus voor alle asielaanvragen die vóór en tijdens het besluitmoratorium zijn ingediend in beginsel een beslistermijn van bij elkaar opgeteld achttien maanden geldt.
4. Eiser is afkomstig uit Syrië. Hij heeft de asielaanvraag ingediend op 25 maart 2024. Dit betekent dat de beslistermijn eindigde op 25 september 2025. Eiser heeft verweerder op 25 juni 2025 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van C. Gümüş, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.