ECLI:NL:RBDHA:2025:2120

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
675432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die is gegeven door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De zaak betreft de minderjarigen [de minderjarige 1], [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3], die onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft zich niet constructief opgesteld in de samenwerking met de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet is verschenen op de zitting, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De moeder was ook niet aanwezig, wat de situatie bemoeilijkt.

De kinderrechter heeft de feiten in overweging genomen, waaronder de echtscheiding van de ouders en de ondertoezichtstelling van de kinderen die is verlengd tot 28 augustus 2025. De gecertificeerde instelling heeft de vader op 30 september 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven, maar de samenwerking is problematisch gebleken. De vader heeft aangegeven dat hij niet in staat is om naar Den Haag te reizen voor een fysiek overleg, wat de communicatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is dat de ouders samenwerken met de gecertificeerde instelling om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, omdat deze zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt aangetekend. De kinderrechter hoopt dat de gecertificeerde instelling en de vader in de toekomst een constructieve samenwerking kunnen opbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/675432 / JE RK 24-2024
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter
Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
-
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2020 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 november 2024;
  • het e-mailbericht van de vader met (audio)bijlagen van 10 januari 2025;
  • de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 16 januari 2025;
  • het e-mailbericht van de vader met bijlagen van 18 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen wonen bij de moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 28 augustus 2025.
2.5.
De gecertificeerde instelling heeft de vader op 30 september 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van de kinderen. Hierin is het volgende opgenomen:
“De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering geeft de volgende aanwijzing(en):
U werkt mee en samen met de jeugdbeschermers en hulpverleners. U komt de gemaakte afspraken na en mocht dit niet lukken, laat u dit minimaal 24 uur van te voren weten. U doet hierbij ook meteen een nieuw voorstel. U bent bereikbaar voor de jeugdbeschermers en hulpverleners. Wanneer u niet in staat bent om de telefoon op te nemen, belt u binnen 24u terug. U reageert binnen 48u op mails en berichten.
U maakt met de jeugdbeschermers een afspraak voor een fysiek overleg, dit overleg vindt plaats voor 5 oktober 2024.
Tijdens het samenwerken met de jeugdbeschermers en hulpverleners schreeuwt en scheldt u niet. U bedreigt en intimideert de jeugdbeschermers en hulpverleners niet.
U bent transparant over waar en met wie u woont. De kinderen staan onder toezicht, waarbij wij van de WSSJB&JR zicht moeten houden op de veiligheid van de kinderen. Wanneer wij geen informatie hebben over uw verblijfadres en mogelijke medebewoners, kunnen wij de veiligheid van de kinderen niet waarborgen waardoor de omgangsregeling niet uitgevoerd kan worden.
Tijdens de fysieke afspraak bespreken wij de omgangsregeling nogmaals, maken wij hier, indien nodig, duidelijke afspraken over en leggen wij dit vast in een brief. U haalt de kinderen niet op buiten de omgangsmomenten. Komen we er gezamenlijk niet uit, dan zal de WSSJB&JR een verzoek doen tot wijziging omgangsregeling/zorgtaken.”

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek schriftelijk en ter zitting als volgt gemotiveerd. De samenwerking tussen de vader en de gecertificeerde instelling verloopt niet goed. Nadat de ondertoezichtstelling op 15 augustus 2024 is verlengd, is het tot op heden niet gelukt om een fysieke afspraak te maken met de vader. Tijdens de zitting op 15 augustus 2024 is de vader er door de kinderrechter op gewezen dat hij samen moet werken met de gecertificeerde instelling. Er is toen gelijk een overleg gepland op 20 augustus 2024. Op 19 augustus 2024 heeft de vader aangegeven dat hij niet naar het overleg kon komen, mede vanwege financiële redenen. Aan de vader is gevraagd om een nieuw voorstel voor een overleg te doen, waarna de vader heeft aangegeven dat hij enkel een online overleg wil plannen. Volgens de gecertificeerde instelling is een fysiek overleg nodig omdat de vader in het verleden vaker uit een online overleg is gestapt op het moment dat hij het ergens niet mee eens was. De vader is uiteindelijk niet met een nieuw voorstel gekomen. Op 23 september 2024 is de vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing aan de vader verstuurd. Op 29 september 2024 is er voor het laatst contact geweest tussen de vader en de gecertificeerde instelling waarbij de vader heeft aangegeven dat hij wil stoppen met de omgangsregeling en niet meer aanwezig wil zijn in het leven van de kinderen. De vader is op dit moment geen stabiele factor in het leven van de kinderen. Hij is met regelmaat de omgangsregeling niet nagekomen en het is niet gelukt om een overleg met de vader in te plannen. Daarnaast neemt de vader regelmatig een agressieve en dreigende houding aan tegenover de jeugdbeschermers. De kinderen hebben de vader al lange tijd niet gezien en dit is niet in hun belang. Gelet op het bovenstaande is de gecertificeerde instelling van mening dat bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

De vader heeft zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzoek. De vader heeft wel naar voren gebracht dat hij in het oosten van het land woont en dat het hem vanwege een gebrek aan voldoende financiële middelen niet is gelukt is om naar een fysiek overleg in Den Haag te komen. De vader betreurt de huidige situatie, waarbij hij de kinderen al ruim vier maanden niet heeft gesproken en gezien. Daarnaast heeft de vader aangeven dat hij op dit moment nog wel bereid is om de samenwerking met de gecertificeerde instelling aan te gaan, maar dat hij zijn vertrouwen in de jeugdbeschermers is verloren. Daartoe is redengevend dat de jeugdbeschermers te dominant zijn en hier kan de vader niet tegen. Verder is er een gebrek aan transparantie en komen er vanuit verschillende partijen tegenstrijdigheden naar voren.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de gecertificeerde instelling ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan als bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
5.2.
Op grond van artikel 1:263, derde lid, BW kan de gecertificeerde instelling de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Daartoe is het volgende van belang. De kinderrechter is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing van 30 september 2024 bekrachtigd moet worden en overweegt daartoe als volgt.
Voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling – en daarmee voor het afwenden van de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen – is het noodzakelijk dat de met gezag belaste ouder(s) samenwerken met de gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling heeft voldoende onderbouwd dat zij diverse keren heeft geprobeerd om contact te krijgen met de vader, maar dat dit niet is gelukt. De gecertificeerde instelling en de vader hebben nu al maanden geen contact meer gehad, waardoor er geen vooruitgang kan worden geboekt ten aanzien van het wegnemen van de zorgen over de kinderen. De kinderrechter vindt het verder zeer zorgelijk dat de kinderen de vader op dit moment al geruime tijd niet hebben gesproken en gezien. Voor de kinderen is het immers van belang dat zij frequent contact hebben met hun beide ouders. De vader beaamt ter zitting dat het niet is gekomen tot een fysiek overleg. Daarbij geeft hij als reden dat hij onvoldoende financiële middelen heeft om telkens naar Den Haag te reizen. Van de vader mag wel verwacht worden dat hij tenminste één fysiek gesprek voert met de gecertificeerde instelling (en de moeder), zodat er duidelijke afspraken over de omgang gemaakt kunnen worden. Het staat daarbij buiten kijf dat de communicatie op constructieve en respectvolle wijze moet verlopen en dat het bedreigen of agressief bejegenen van de jeugdbeschermers of betrokken hulpverlening nooit is toegestaan. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de gecertificeerde instelling bevoegd was om de schriftelijke aanwijzing te geven en dat deze zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd. Verder levert de schriftelijke aanwijzing geen onevenredige belasting op voor de vader en is de schriftelijke aanwijzing niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De kinderrechter zal het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 30 september 2024 dan ook toewijzen. De kinderrechter hoopt dat de gecertificeerde instelling en de vader er de komende periode in slagen om te werken aan het onderling vertrouwen en het opbouwen van een samenwerkingsrelatie.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 30 september 2024;
6.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025 door mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, in aanwezigheid van L. van der Gaag als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 februari 2025.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.