ECLI:NL:RBDHA:2025:21298
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning voor langdurig ingezeten derdelander
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning als langdurig ingezeten derdelander met het verblijfsdoel 'verblijf als economisch niet-actieve'. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend en heeft aan eiseres meegedeeld dat zij een verblijfsdocument zal ontvangen onder de beperking van verblijf voor economisch niet-actieve langdurig ingezeten derdelanders. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, nu de aanvraag van eiseres is ingewilligd, er geen procesbelang meer is voor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 194 moet vergoeden. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De uitspraak is gedaan op 10 november 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.