ECLI:NL:RBDHA:2025:21300
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens niet-tijdig beslissen op mvv-aanvraag
Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoeker die op 24 juni 2025 beroep had ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn mvv-aanvraag van 15 augustus 2023. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, was de verweerder in deze zaak. Na het indienen van een verweerschrift door de verweerder, heeft deze op 14 oktober 2025 de aanvraag van de verzoeker ingewilligd. Hierop heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de rechtbank werd uiteengezet dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van de verzoeker heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep heeft ingewilligd, is de rechtbank van oordeel dat de verweerder geheel aan het beroep van de verzoeker tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en de verweerder veroordeeld in de door de verzoeker gemaakte proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor ‘licht’ toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet-tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.