ECLI:NL:RBDHA:2025:21396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
09/260561-25 en 026252-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepschrift ex artikel 509hh Sv gegrond, opheffing van de gedragsaanwijzing met onmiddellijke ingang

Op 9 oktober 2025 heeft de officier van justitie aan de appellant een gedragsaanwijzing opgelegd op basis van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie stelde dat er ernstige bezwaren bestonden tegen de appellant, die verdacht werd van meerdere strafbare feiten, waaronder ontploffing, brandstichting, bedreiging en vernieling. De gedragsaanwijzing verbood de appellant zich te bevinden binnen 100 meter van bepaalde adressen en contact te hebben met een specifieke persoon. Op 14 oktober 2025 diende de appellant een beroepschrift in tegen deze gedragsaanwijzing. De rechtbank Den Haag behandelde het beroep op 28 oktober 2025, waarbij de appellant niet verscheen, maar zijn advocaat en de officier van justitie wel aanwezig waren. De advocaat betoogde dat de gedragsaanwijzing een ongeoorloofde inmenging in het privéleven van de appellant vormde, en dat er onvoldoende ernstige bezwaren waren om deze op te leggen. De officier van justitie daarentegen stelde dat de bezwaren wel degelijk aanwezig waren en dat er een risico bestond dat de appellant zich belastend zou gedragen. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe informatie was sinds de afwijzing van de vordering tot inbewaringstelling door de rechter-commissaris, en concludeerde dat er onvoldoende ernstige bezwaren waren. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en hefte de gedragsaanwijzing met onmiddellijke ingang op.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer : 09/260561-25
Raadkamernummer : 026252-25
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beroep op basis van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingesteld door:

[appellant] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres 1] ,
[postcode 1] te [woonplaats] ,
hierna: de appellant.

Inleiding

Op 9 oktober 2025 heeft de officier van justitie aan de appellant een gedragsaanwijzing ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering opgelegd. Volgens de officier van justitie bestaan tegen de appellant ernstige bezwaren (een stevige verdenking) dat hij zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een ontploffing dan wel brandstichting en tevens een bedreiging en vernieling. Daarbij bestaat de vrees dat de appellant zich ernstig belastend tegenover [naam] zal gedragen.
De gedragsaanwijzing houdt, kort samengevat, in dat de appellant met ingang vanaf 9 oktober 2025 voor de duur van 90 dagen:
  • zich niet mag ophouden in een straal van 100 meter van de [adres 2] ( [postcode 2] ) te [plaats] ;
  • zich niet mag ophouden in een straal van 100 meter van [adres 3] ( [postcode 3] ) te [plaats] ;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal hebben met [naam] .
Op 14 oktober 2025 ontving de rechtbank een beroepschrift van de appellant.

De behandeling in raadkamer

De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2025 in raadkamer behandeld en kennisgenomen van (een deel van) het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De appellant is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet verschenen. Aanwezig was zijn advocaat, mr. M. van Stratum. Tevens is de officier van justitie mr. L. Post gehoord.

Het standpunt van de appellant

De raadsman heeft in raadkamer verzocht het beroepschrift gegrond te verklaren en de gedragsaanwijzing met onmiddellijke ingang op te heffen en heeft daartoe in het beroepschrift en ter zitting - kort samengevat - het volgende aangevoerd. De gedragsaanwijzing levert een ongeoorloofde inmenging in het privéleven van appellant op, zoals bedoeld in artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechter-commissaris heeft ondubbelzinnig geoordeeld dat er onvoldoende ernstige bezwaren waren voor de verdenking van voornoemde feiten en de vordering tot inbewaringstelling is afgewezen. Sindsdien zijn er door het Openbaar Ministerie geen nieuwe stukken ingebracht. Appellant stelt dat daarmee het fundament onder de gedragsaanwijzing wegvalt en de gedragsaanwijzing dient te komen vervallen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. De officier van justitie heeft betoogd dat de ernstige bezwaren – ondanks de afwijzing van de vordering tot inbewaringstelling door de rechter-commissaris – wél aanwezig zijn en dat een groot risico bestaat dat appellant zich belastend zal gedragen jegens [naam] . De officier van justitie heeft aangevoerd dat door appellant steeds heftiger geweld lijkt te worden aangewend tegen [naam] , waardoor het Openbaar Ministerie zich in het kader van de richtlijnen van stalking en femicide genoodzaakt voelde om het geweld te doen stoppen door het opleggen van de gedragsaanwijzing.

Het oordeel van de rechtbank

Als uitgangspunt voor de beoordeling van het beroep geldt dat de rechtbank moet toetsen
of tegen de appellant ernstige bezwaren bestaan van een verdenking van strafbare feiten in verband waarmee vrees bestaat dat de appellant zich ernstig belastend tegenover [naam] zal gedragen. Als aan die voorwaarde is voldaan dient de rechtbank te beoordelen of de opgelegde gedragsaanwijzing ook proportioneel is.
De rechtbank overweegt het volgende. Op 7 oktober 2025 is appellant voorgeleid voor de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft de vordering tot inbewaringstelling afgewezen, vanwege een gebrek aan ernstige bezwaren. Volgens de rechter-commissaris bevatte het dossier onvoldoende steunbewijs voor de aangiftes. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens op 9 oktober 2025 de gedragsaanwijzing opgelegd. De rechtbank stelt vast dat het dossier sinds de voorgeleiding aan de rechter-commissaris geen nieuwe informatie bevat. De rechtbank ziet dan ook geen reden om van het oordeel van de rechter-commissaris af te wijken en concludeert daarmee dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn in verband waarmee vrees bestaat dat de appellant zich ernstig belastend zal gedragen jegens [naam] .
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en de gedragsaanwijzing met onmiddellijke ingang opheffen. De proportionaliteit van de gedragsaanwijzing behoeft daarom geen nadere bespreking.

Beslissing.

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • heft de gedragsaanwijzing met onmiddellijke ingang op.
Aldus gedaan te Den Haag door
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van K.A.M. Boeije en mr. L.A. Duijm, griffiers,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2025.