ECLI:NL:RBDHA:2025:21414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
C/09/692379 / FA RK 25-7382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een aansluitende zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een aansluitende zorgmachtiging voor verplichte zorg, ingediend door de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1988, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 1 oktober 2025 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 oktober 2025 zijn zowel de betrokkene als haar advocaat en een psychiater gehoord. De betrokkene heeft aangegeven dat het beter met haar gaat en dat zij graag terug naar huis wil, met zorg in een ambulant kader. De advocaat heeft echter de afwijzing van het verzoek bepleit, onder verwijzing naar het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. De psychiater heeft aangegeven dat er nog klinische behandeldoelen te behalen zijn en dat het nog te vroeg is voor een overdracht naar ambulante zorg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel zonder passende behandeling. De rechtbank heeft besloten om de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden toe te wijzen, met de mogelijkheid tot opname en andere vormen van verplichte zorg, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/692379 / FA RK 25-7382
Datum beschikking: 21 oktober 2025

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [zorginstantie] , te [plaats] ,
advocaat: mr. D.Z. Peters te Zoetermeer.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2025, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 29 september 2025 ondertekende medische verklaring van [naam 1] , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 31 augustus 2025;
- een zorgplan van 1 september 2025;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 29 september 2025;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de psychiater, mevrouw [naam 2] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft ter zitting naar voren gebracht dat het beter met haar gaat. Zij is door de medicatie en behandeling stabiel. Betrokkene wil graag terug naar huis en de zorg in een ambulant kader krijgen. Zij is ook al een paar keer thuis geweest en ze heeft ook al een aantal vrijheden gekregen. Zij is geen gevaar meer voor zichzelf en zij gebruikt geen middelen. Betrokkene geeft aan dat het op dit moment niet duidelijk is wanneer zij met ambulante zorg terug naar huis kan. De reclassering heeft aangegeven dat de ambulante zorg al is aangevraagd. Zij is zich bewust van de gestelde bijzondere voorwaarden in het vonnis en van het feit dat als zij deze voorwaarden niet naleeft zij in detentie moet. Betrokkene stelt één maand opname voor, waarna de behandeling ambulant kan worden voortgezet. Op die manier kan zij werk zoeken en een huis vinden, nu betaalt zij alle vaste lasten met haar spaargeld.
De advocaat heeft ter zitting meegedeeld dat zij gisteren het vonnis in de strafzaak heeft ontvangen. Aan betrokkene is daarin onder andere een voorwaardelijk strafdeel opgelegd waaraan bijzondere voorwaarden zijn verbonden. In de bijzondere voorwaarden is onder meer opgenomen dat betrokkene zich moet melden bij de reclassering, dat zij geen middelen mag gebruiken en dat de ambulante zorg vanuit de reclassering wordt bepaald.
De advocaat bepleit primair afwijzing van het verzoek. Daartoe is aangevoerd dat niet is voldaan aan het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. Ten aanzien van het subsidiariteitsbeginsel geldt dat minder ingrijpende middelen beschikbaar en toereikend zijn. Na afloop van de zorgmachtiging staat betrokkene, naar aanleiding van het vonnis van de strafrechter, gedurende twee jaar onder een proeftijd. Hierbij moet zij zich houden aan de bijzondere voorwaarden die voldoende waarborgen bieden voor de voortzetting van haar behandeling in een ambulant kader.
Ten aanzien van het proportionaliteitsbeginsel stelt de advocaat dat voortzetting van de klinische opname zorgt voor zeer nadelige gevolgen voor betrokkene. Betrokkene woont in een woning die eigenlijk voor haar te duur is. Ze staat nu ingeschreven voor een andere woning en zij wil in de gelegenheid zijn om woningen te bezoeken als zij hiervoor in aanmerking komt en snel kunnen schakelen. Betrokkene loopt nu nog in een UWV-traject, maar dit stopt binnenkort en zij kan haar baan verliezen en haar inkomen. Behandeling in een ambulant kader is een passende en minder ingrijpende optie. Het ernstig nadeel doet zich alleen voor als betrokkene zich niet laat behandelen of als zij haar medicatie niet inneemt.
Subsidiair vraagt de advocaat om de zorgmachtiging alleen toe te wijzen voor de vormen van zorg die in een ambulant kader kunnen worden toegepast. Het is van belang om betrokkene de kans te geven daadwerkelijk mee te werken met haar behandeling en thuis geleidelijk weer haar dagelijkse activiteiten op te pakken. Zij wil ook vrijwillig aan alles meewerken in het kader van haar behandeling. In reactie op hetgeen ter zitting is besproken, voert de advocaat aan dat de zorgmachtiging voor de vorm van verplichte zorg ‘opname’ in tijd kan worden beperkt tot één maand zodat de overgang naar het ambulante kader goed geregeld kan worden. De overige vormen van zorg kunnen dan voor de duur van zes maanden worden toegewezen. Het vonnis in de strafzaak gaat niet uit van een verdere klinische opname en de zorg wordt verder ambulant ingericht met voldoende waarborgen om tijdig in te grijpen als dat noodzakelijk is.
De psychiater heeft ter zitting toegelicht dat bij betrokkene vooruitgang zichtbaar is, maar dat deze nog pril en wankel is. De klinische behandeling van betrokkene is nog niet afgerond. Betrokkene vindt echter dat zij geen klinische behandeling meer nodig heeft en dat ambulante zorg volstaat en dat is zorgwekkend. Er zijn nog klinische behandeldoelen te behalen. Het ziekte-inzicht is nu nog onvoldoende. De ambulante zorg is nog niet aangesloten en die zorg moet eerst goed zijn ingebed voordat betrokkene naar huis kan. In de behandeling is betrokkene recent gaan vertellen over haar wanen en dat is nog erg pril. De behandeling moet verder worden verdiept, zij moet een stevige basis hebben om ambulant verder te kunnen gaan en dat is in dit stadium nog te vroeg. Er moet nog van alles worden geregeld voordat betrokkene naar huis kan. Zij heeft al een groot aantal vrijheden en de volgende stap zal inderdaad zijn dat zij naar huis kan gaan met zorg in een ambulant kader. Desgevraagd geeft de psychiater aan dat zij zich kan vinden in de optie om de zorgmachtiging niet voor twaalf maanden maar voor zes maanden toe te kennen. In die periode is het goed te realiseren dat betrokkene aan het ambulante kader kan worden overgedragen.

Beoordeling

Op 1 mei 2025 is door de rechtbank een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 Wfz verleend voor de duur van zes maanden tot en met 1 november 2025.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene heeft een langdurige voorgeschiedenis met paranoïde wanen, een verstoorde realiteitstoetsing en een diepgeworteld wantrouwen richting zorg en justitie. De achterdocht en paranoïde wanen nemen toe als betrokkene geen behandeling krijgt. In die gevallen weigert betrokkene de noodzakelijke somatische en psychiatrische zorg. De achterdocht en wanen leiden tot overlast voor haar omgeving door frequente en belastende meldingen bij politie en instanties. Deze meldingen komen voort uit de wanen van betrokkene over samenzwering en cybercrime. Dit veroorzaakt spanningen en escalerende situaties. Zo is betrokkene tijdens een aanhouding in januari 2025 op een politieambtenaar ingereden. Door het beperkte ziektebesef en behandelinzicht bestaat zonder passende behandeling een risico op maatschappelijke teloorgang, sociaal isolement en onvoldoende zelfbescherming.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Ten tijde van decompensatie van haar psychisch toestandsbeeld verzet betrokkene zich tegen behandeling. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Gelet op hetgeen ter zitting is besproken ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van verplichte zorg in de vorm van:
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.
Gelet op de door de psychiater ter zitting gegeven toelichting is toepassing van deze vormen van verplichte zorg niet voorzienbaar of nodig.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is toegelicht en onderbouwd dat de zorgmachtiging en de opname op dit moment nog noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Voor een overdracht van de behandeling naar het ambulante kader is het volgens de psychiater op dit moment nog te vroeg. Betrokkene zet zich goed in voor de behandeling en laat daarin een stijgende lijn zien, maar dit is nog erg pril. Daarbij is de zorg in het ambulante kader nog niet geregeld en dit moet eerst goed worden ingebed. De bijzondere voorwaarden zoals deze door de strafrechter zijn opgelegd zijn dan ook op dit moment niet voldoende, omdat deze geen klinische opname omvatten. Het is wel duidelijk dat betrokkene behoefte heeft aan perspectief en desgevraagd heeft de psychiater laten weten zich te kunnen vinden in een zorgmachtiging voor zes maanden, omdat binnen die tijd betrokkene overgedragen kan worden aan de ambulante zorg. De opname hoeft niet de volledige zes maanden te duren, maar de zorgmachtiging biedt zo voldoende tijd om de zelfstandigheid en behandeling van betrokkene goed op te pakken. Hiermee wordt (in ieder geval) gedeeltelijk ook tegemoet gekomen aan de wens van betrokkene om op niet al te lange termijn aan de slag te kunnen met haar zoektocht naar een nieuwe woning en het oppakken van haar werk. De machtiging zal daarom worden verleend voor de duur van zes maanden.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 april 2026;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, bijgestaan door
L. Batenburg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 november 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.