ECLI:NL:RBDHA:2025:21415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
09/219952-25 en 09/235897-25 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen en belediging van een ambtenaar in functie met oplegging van gevangenisstraf en voorwaarden

Op 13 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en belediging van een ambtenaar in functie. De verdachte, geboren in 1988 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van zalmproducten en statiegeldflessen van respectievelijk Albert Heijn en Lidl, alsook van het beledigen van een politieambtenaar door het gebruik van een scheldwoord. Tijdens de zitting op 30 oktober 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van de verklaringen van de verdachte en de getuigen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling voor middelengebruik. De rechtbank overwoog dat de verdachte een laatste kans moest krijgen om zijn gedrag te verbeteren, maar dat de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen niet onopgemerkt konden blijven. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266, 267 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/219952-25 en 09/235897-25 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 13 november 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] ,
locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.T. Verweijen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.M.V. Bandhoe
naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 09/219952-25:
1.
hij, op of omstreeks 26 juli 2025 te Zoetermeer, zalmproducten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (Broekwegwijde), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, op of omstreeks 26 juli 2025 te Zoetermeer, (een zak met) statiegeldflessen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Lidl (Van 't Hoffplein), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij, op of omstreeks 26 juli 2025 te Zoetermeer, opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 1] , Brigadier bij de politie eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kurwa Politie", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
in de zaak met parketnummer 09/235897-25:
hij op of omstreeks 23 juli 2025 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Kruitvat, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

De bewijsmiddelen, dan wel een opgave daarvan, zijn opgenomen in bijlage I.
3.1.
De zaak met parketnummer 09/219952-25
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen volstaan, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 3:
3.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 3.
3.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft het woord ‘kurwa’ als stopwoord gebruikt en niet geuit als belediging. Daarnaast zat er een schot tussen de bestuurder en de verbalisant, zodat de belediging niet in de publieke ruimte heeft plaatsgevonden.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 3.
Het woord ‘kurwa’ is een grof scheldwoord en heeft op zichzelf reeds een denigrerend karakter. Daar komt bij dat de uiting is gedaan in een context die het beledigend karakter van de uitdrukking niet wegneemt, maar eerder versterkt. De verdachte heeft niet alleen het scheldwoord ‘kurwa’ geroepen, maar dit gedaan in combinatie met het woord ‘politie’ en zich rechtstreeks gericht tot de verbalisant die achterin de auto zat. De verbalisant die voorin de auto zat heeft, blijkens het proces-verbaal dat hij heeft opgemaakt, de uitingen ook duidelijk gehoord.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door de verdachte gedane uitlatingen een beledigende strekking hadden.
3.2.
De zaak met parketnummer 09/235897-25
3.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring.
3.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat de verdachte geen opzet heeft gehad op het plegen van de winkeldiefstal. De verdachte heeft immers verklaard dat hij dacht dat de medeverdachte de producten die hij in de tas had gedaan zou betalen.
3.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het feit. In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het volgende.
Op de stills van de camerabeelden is te zien dat de verdachte voor de winkel met de medeverdachte stond en na haar de winkel in liep met een rugtas, een zwarte handtas en een winkelmandje. In de winkel stonden de verdachte en de medeverdachte samen voor het schap naar de artikelen te kijken. De verdachte haalde vervolgens meerdere artikelen uit het schap en stopte deze in de zwarte handtas. De verdachte liep daarna tweemaal richting de medeverdachte die verder de winkel in was gelopen.
De winkelmedewerkster heeft verklaard dat zij een vrouw die richting de uitgang liep, aansprak en dat een man (de rechtbank begrijpt: de verdachte) voor haar liep en naar deze vrouw aan het seinen was. Toen de winkelmedewerkster de zwarte handtas pakte, probeerde de vrouw tweemaal de zwarte handtas uit haar handen te trekken. Uiteindelijk lieten de verdachte en de vrouw de zwarte handtas in de winkel achter en probeerden zij de winkel te verlaten.
De rechtbank stelt op basis van deze feiten vast dat sprake was van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. In plaats van de artikelen zichtbaar in een winkelmandje te leggen, heeft de verdachte Kruidvat artikelen van een aanzienlijke waarde in een zwarte handtas gestopt en uit het zicht gehaald. Daarmee heeft de verdachte de feitelijke heerschappij van de producten aan de rechthebbende onttrokken. Daarnaast blijkt uit het feit dat de medeverdachte tweemaal de handtas uit de handen van de winkelmedewerkster probeerde te trekken, dat het ook de bedoeling was dat de handtas met artikelen mee de winkel uit zou gaan zonder daarvoor te betalen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte bij het wegnemen van de artikelen ook nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte en dat het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als een substantiële bijdrage van voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal in vereniging.
3.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/219952-25:
1.
hij op 26 juli 2025 te Zoetermeer zalmproducten, die aan Albert Heijn (Broekweg
zijde) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 26 juli 2025 te Zoetermeer een zak met statiegeldflessen, die aan Lidl (Van 't Hoffplein) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 26 juli 2025 te Zoetermeer opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 1] , brigadier bij de politie eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kurwa Politie", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/235897-25:
hij op 23 juli 2025 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander, winkelgoederen, die aan de Kruidvat toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in
een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar zal worden opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht een onvoorwaardelijke straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, aangevuld met een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel voor de duur van een jaar op te leggen met een tussentijdse toetsing.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen. Dit zijn hinderlijke feiten die voor overlast en schade zorgen. De verdachte heeft met zijn handelen een gebrek aan respect getoond voor andermans eigendommen. Hij heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële belang.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een verbalisant. Met de door de verdachte geuite beledigingen heeft hij het gezag van de verbalisant aangetast. Het gedrag van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor de politie, die tot taak heeft de openbare orde te handhaven en de veiligheid op straat te bewaren.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 oktober 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hieruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten en het beledigen van beroepsbeoefenaars. De eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
Bij de strafmaat heeft de rechtbank verder acht geslagen op de adviezen van 18 september 2025 en 15 oktober 2025 die door GGZ Fivoor Leiden (hierna: de reclassering) over de verdachte zijn opgesteld. De adviezen zijn opgemaakt en ondertekend door reclasseringswerkers [naam 2] en [naam 3] . Mevrouw [naam 3] is ter terechtzitting eveneens als deskundige gehoord.
Volgens de reclassering is bij de verdachte sprake van instabiliteit op meerdere levensgebieden. De verdachte heeft geen werk, geen inkomen en geen huisvesting. Voorts heeft de verdachte een vermijdende en pro-criminele houding en is er sprake van dagelijks en veelvuldig alcoholgebruik. Er is volgens de reclassering sprake van een patroon van teloorgang en verslaving. Het risico op recidive acht de reclassering hoog. Ook het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Volgens de reclassering voldoet de verdachte evenwel niet aan de zachte criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel aangezien de verdachte slechts eenmaal een reclasseringsaanbod heeft gekregen. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte aan hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen onder de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling (in geval de behandeling in ambulant kader onvoldoende aansluit), een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en het meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Voor een eenvoudige winkeldiefstal geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een maand per diefstal bij veelvuldige recidive. Voor belediging geldt als oriëntatiepunt een geldboete van € 150,-.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten twee maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
De rechtbank acht, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, de oplegging van een (on)voorwaardelijke ISD-maatregel nog niet aan de orde. Gelet op het reclasseringsadvies wil de rechtbank de verdachte de mogelijkheid bieden om binnen een ambulant kader een behandeling te ondergaan. De rechtbank neemt daarbij mee dat de verdachte is aangemeld bij Zorgtrium en daar een Poolsprekende begeleider heeft en de verdachte zelf ook aangegeven dat dat hem dat positief stemt. De rechtbank geeft de verdachte met deze strafafdoening nogmaals een kans en gaat ervan uit dat hij deze met beide handen aangrijpt. Hij moet dit als een laatste kans opvatten.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266, 267 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.3 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/219952-25:
ten aanzien van feit 1:
diefstal;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
ten aanzien van feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/235897-25:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
2 (TWEE) MAANDEN,niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) JARENvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij SVG Reclassering Fivoor ( [adres] ) op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener te geven, teneinde zich te laten behandelen voor middelengebruik en op psychosociaal gebied;
- zich gedurende de proeftijd, bijvoorbeeld bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld, telkens voor de duur van zeven weken of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, na aanvraag van een indicatiestelling door de reclassering en na goedkeuring door de rechter, laat opnemen in een nader te bepalen intramurale (zorg)instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol en cannabis en ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan urine- en ademonderzoek (blaastest);
- zich laat begeleiden door Zorgtrium of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start zo snel mogelijk, het liefst al binnen detentie. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
geeft opdracht aan SVG Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Anemaet, voorzitter,
mr. S.M. Krans, rechter,
mr. A.J. Nederhoed, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.D. Jongen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2025.