In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, met een V-nummer, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat haar asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer NL25.51519, waarin het beroep van verzoekster is behandeld. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.