In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 november 2025, is het verzoek tot gezamenlijk gezag over de minderjarige kinderen toegewezen aan zowel de moeder als de vader. De vader, die sinds 2 augustus 2023 op een onbekend adres in het buitenland woont, had eerder toestemming gekregen van de rechtbank om de kinderen te erkennen, onder de voorwaarde dat de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap onherroepelijk zou zijn. Deze voorwaarde is inmiddels vervuld, aangezien er geen hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van 3 mei 2024, waardoor de beslissing tot gegrondverklaring in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder geboorteakten van de minderjarige kinderen en F9 formulieren van de vader. De minderjarige kinderen zijn erkend op 10 oktober 2025, wat de basis vormt voor de beslissing tot gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over de kinderen te verkrijgen, zoals eerder overwogen in de beschikking van 3 mei 2024, kan worden toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele rechtsmiddelen die tegen deze beschikking kunnen worden aangewend.
De beschikking is uitgesproken door mr. A.C. Olland, die tevens kinderrechter is, en is geregistreerd door mr. I.E. Moerkerk-van Kersbergen als griffier. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare zitting.