Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, het college
[vergunninghouder], uit [woonplaats] (vergunninghouder), vennoot van V.O.F. [bedrijfsnaam] , gemachtigde [naam 3] .
Samenvatting
Inleiding
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
“De gemeente Krimpenerwaard kan daarom in voorkomende situaties nadere eisen stellen aan de plaats, omvang, het gebruik en de landschappelijke inpassing van windmolens of besluiten de aanvraag te weigeren, ten behoeve van: (…) zichtlijnen of visuele hinder.”De toelichting op deze beleidsnotitie vermeldt onder het kopje ‘Landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten’ onder meer:
“De windmolen moet ingepast worden in de bestaande omgeving en passen bij de landschappelijke structuur. De inpassing bestaat uit de keuze voor de meest passende plek en grootte. Er dient rekening gehouden te worden met zichtlijnen in het landschap vanuit huizen, wegen, paden en monumentale gebouwen. De windmolen dient een onderdeel te vormen van het ruimtelijk ensemble van het erf. Bebouwing op het erf en windmolen vormen een ruimtelijke eenheid.(…).”
“In de voorkeurslocatie staat de windturbine uitgelijnd met de agrarische bebouwing, waardoor deze vanafde voornaamste zichtpunten aan de [straatnaam]wordt gelezen in eenheid met het agrarische erf. Hierdoor raakt de openheid van het gebied minimaal beïnvloed.(…) Er is stedenbouwkundig gezien geen onevenredige aantasting van het straat en bebouwingsbeeld. De windturbine tast de landschappelijke waarden die in het grootschalige, open landschap van de polder kenmerkend zijn, niet onevenredig aan. De ruimtelijke samenhang tussen het erf met haar bebouwing wordt door plaatsing van de windturbine binnen de erfcontour versterkt. De windturbine staat op een logische, ondergeschikte plek op de grens met het weiland, in lijn met het achtererf.”
“De windmolen moet doelmatig en noodzakelijk zijn voor het agrarische bedrijf. De molen mag alleen voorzien in de eigen energiebehoefte en levert dus in beginsel niet terug aan het elektriciteitsnet.”Vergunninghouder zal zich aan dit voorschrift moeten houden. De beoordeling of aan dit vergunningvoorschrift wordt voldaan, hoort niet thuis in deze procedure, maar in een eventuele handhavingsprocedure.
“Bij het verstrijken van de instandhoudingstermijn moet de windmolen in zijn geheel zijn verwijderd tenzij het bouwwerk voldoet aan de dan geldende planologische regeling.”Voor zover eiser betoogt dat een voorschrift aan de vergunning had moeten worden verbonden dat de aanvraag van een nieuwe vergunning voor een vergelijkbare windmolen verbiedt als de geldigheidsduur van de nu verleende vergunning na tien jaar zal zijn verstreken, geldt dat een dergelijk voorschrift in strijd zou zijn met het stelsel van de Omgevingswet. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.