ECLI:NL:RBDHA:2025:21572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
C/09/692925 KG ZA 25-1007
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming isolatiewerkzaamheden in verband met geluidsoverlast afgewezen

In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], worden verplicht om herstelwerkzaamheden uit te voeren aan zijn woning om geluidsoverlast te verhelpen. De achtergrond van de zaak betreft een geschil over de uitvoering van geluidsisolatie in drie woningen, waarvan de bewoners sinds de ingebruikname in januari 2022 geluidsoverlast ervaren. Eiser stelt dat er een overeenkomst is gesloten met [gedaagde 1] voor het uitvoeren van deze werkzaamheden, maar gedaagden betwisten dit en wijzen op eerdere afspraken die met meerdere partijen zijn gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat er een nieuwe overeenkomst is gesloten die losstaat van de eerdere minnelijke regeling. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenstemming tussen alle betrokken partijen in dergelijke geschillen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/692925 / KG ZA 25-1007
Vonnis in kort geding van 17 november 2025
in de zaak van
[eiser]te [plaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat mr. Y.J.H. van Griensven,
tegen:
1. [gedaagde 1] , tevens handelend onder de naam [handelsnaam]te [plaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2] B.V.te [plaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. M. Meijboom.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 oktober 2025 met producties 1 t/m 20;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 17;
- de op 30 oktober 2025 door [eiser] ingediende productie 21;
- de op 3 november 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[gedaagde 1] exploiteert een eenmanszaak onder de naam [handelsnaam] , die zich bezighoudt met het begeleiden en laten uitvoeren van bouwprojecten. [gedaagde 1] is tevens bestuurder van [gedaagde 2] , een onderneming die zich bezighoudt met projectontwikkeling.
2.2.
[eiser] heeft in 2021 twee percelen grond met daarop in aanbouw zijnde opstallen in [plaats] gekocht van respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Op deze grond en aangrenzende percelen zijn in 2021 drie woningen gebouwd in een complex: [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] . [eiser] heeft zijn woning aan de [adres 2] eind 2021/begin 2022 in gebruik genomen en sinds 19 maart 2025 is hij enig eigenaar van zijn woning.
2.3.
[bedrijfsnaam] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam] ) heeft de casco-bouw van de drie woningen uitgevoerd. Op 19 februari 2021 heeft [eiser] daartoe een aannemingsovereenkomst gesloten met [bedrijfsnaam] . De werkzaamheden bestonden uit “
het inrichten van het bouwterrein, heiwerk, fundering, begane grondvloer, hsb plaatsen tot nivo verdieping vloer, hsb plaatsen tot onderkant dakplaat, dak aanbrengen, aluminium puien plaatsen, gevel afwerken en casco opleveren”.
2.4.
[gedaagde 1] heeft de afbouw van de drie woningen gerealiseerd. Op 1 november 2020 heeft [eiser] daartoe een aannemingsovereenkomst gesloten met [gedaagde 1] . De afbouwwerkzaamheden bestonden onder meer uit het plaatsen van binnenwanden, plafonds, vloeren, een trap, een keuken, een badkamer, toiletten, aftimmeringen en wandafwerkingen.
2.5.
In januari 2022 hebben de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] bij [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [bedrijfsnaam] geklaagd over geluidsoverlast in de woningen.
2.6.
In opdracht van [bedrijfsnaam] heeft Het GeluidBuro B.V. (hierna het GeluidBuro) onderzoek gedaan naar de geluidsklachten. In haar rapport van 16 december 2024 heeft het GeluidBuro onder meer geconcludeerd dat uit luchtgeluidisolatiemetingen volgt dat de constructie van de woningen bij de ruimten onder het hellende dak niet voldoet aan de gestelde eisen. Voorts heeft zij op basis van de door haar verrichtte metingen aanbevelingen gedaan, onder meer om een vrijhangend gipsplafond aan te brengen onder het stalen dak.
2.7.
Op 20 februari 2025 heeft [bedrijfsnaam] aan het GeluidBuro een e-mail gestuurd (in kopie naar de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] en [gedaagde 1] ) waarin hij (in een tekening) heeft uiteengezet welke werkzaamheden hij en [gedaagde 1] aan de woningen willen verrichten om de geluidsoverlast te proberen te verhelpen. [bedrijfsnaam] vermeldt daarbij “
Komt m.i. neer op volledige vergelijkbaarheid met het IVI metaalsysteem HD”.
2.8.
Op 17 maart 2025 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] , [bedrijfsnaam] en [gedaagde 1] , waarvan op 20 maart 2025 een gespreksverslag naar de aanwezigen is verstuurd. In het gespreksverslag is onder meer het volgende opgenomen:
“Dit onderzoek heeft aangetoond dat de huizen op een aantal punten niet voldoet aan de eisen zoals ze dat in het huidige bouwbesluit hebben vastgelegd. De zwakke punten zitten voornamelijk in de dakplaten. Daar dient een geluidswerende laag op te worden aangebracht conform het voorstel zoals dat in het rapport is beschreven.
In overleg is besloten dat in het middelste huis aan te brengen zodat de geluidsoverlast van de drie huizen onderling wordt gestopt. De kosten voor dit aanbrengen en afwerken komen op circa 21000 euro. De verantwoordelijkheid van deze kosten liggen bij de projectontwikkelaar. Die vervolgens dat zal verhalen op de betreffende partijen die daaraan hebben meegewerkt. Men is het erover eens dat de bewoners hierin geen partij zijn.
(…)
Het overleg van 17 maart heeft het volgende opgeleverd:
1) Herstel (in elk geval van de middelste woning) overeenkomstig het deskundigenrapport van Geluidsburo, zoals nader uitgewerkt in de e-mail van [bedrijfsnaam] d.d. 26 februari 2025 [1] (of andere e-mails) inclusief materiaal en de tekeningen zoals deze in de mail is meegestuurd. Jan [bedrijfsnaam] vraagt nog na of de raggels van hout mogen zijn of toch het materiaal expliciet zoals in het voorstel van het Geluidsburo moet zijn en of er door het buro een garantie kan worden afgegeven m.b.t. het oplossen van het probleem.
(…)”
2.9.
Op 24 maart 2025 heeft [bedrijfsnaam] aan het GeluidBuro het volgende gemaild:
“Op onderstaande bewonersvraag nog geen reactie gezien.
Welke garantie geven jullie dat de voorgestelde aanpak leidt tot een situatie die je mag verwachten bij een nieuw gebouwde woning?
2.10.
Op 25 maart 2025 heeft het GeluidBuro het volgende aan [bedrijfsnaam] gemaild, die dit heeft doorgemaild naar de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] :
“Met de voorzieningen in het rapport is wel zeker dat wordt voldaan aan de gestelde eis/verwachtingen bij een nieuw gebouwde woning, en met éénzijdig een goed uitgevoerd plafond met circa 18 kg/m2 beplating (zoals 2 x gipsplaat) ontkoppeld middels Metaal plafond HD of centraalregel van Nevima is het ook waarschijnlijk. Zoals ik al zei zie ik geen contactbruggen en lijkt jullie detail in orde, maar wordt het product niet toegepast zoals deze is bedoeld. Ik weet niet welke consequenties dat heeft en kan geen garanties geven. Ik denk dat het risico beperkt is.”
2.11.
Op 21 mei 2025 hebben de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] aan [bedrijfsnaam] en [gedaagde 1] het volgende gemaild:
“We gaan akkoord met het voorstel de aanpassingen conform het advies in het middelste huis aan te brengen. [eiser] wil daarin wel graag vooraf voorbeelden zien van materiaal. We stellen er wel de voorwaarde bij dat na het aanbrengen van de geluidsisolerende laag er wederom een geluidsmeting wordt gedaan door het geluidsbureau. Indien het dan aan de normen van het bouwbesluit voldoet sluiten we dit dossier. Indien dit nog steeds niet voldoet aan de norm dienen we verder te gaan in het oplossen van het probleem.
Nr. [adres 2] en nr. [adres 3] gaan akkoord met het verzetten van de trap zodat deze los van de wand komt te staan. Voor nr. [adres 2] heeft dat gevolgen voor de laminaat vloer. De geste die hier wordt gevraagd om dat te compenseren is een trapkast er om heen te maken. Hetgeen in onze ogen een reële vraag is gezien er toch al een paal onder komt te staan en het relatief makkelijk maakt dit met gipsplaten af te sluiten.
We stellen gezien het trage pad wat we hebben gelopen om te komen tot een oplossing dat ons voorstel voor september is ingebouwd en gemeten.
Conform de eerdere toezeggingen van jullie zijden dat wij geen enkele verantwoordelijkheid dragen voor de kosten die hiermee gemoeid zijn verwachten we dat dit onderling in goed overleg wordt opgelost. In de meerdere besprekingen is immers aangetoond dat materiaalkeuze door beiden ( [gedaagde 1] en [bedrijfsnaam] ) is gemaakt en daarmee ook gezamenlijk opgelost dient te worden. Wij wensen er geen partij in te zijn in welke vorm dan ook!”
2.12.
Op 18 juni 2025 heeft [bedrijfsnaam] onder meer het volgende aan de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] en [gedaagde 1] gemaild:
“We maken een voorstel qua aanpak wat we met [eiser] kunnen bespreken.
[eiser] heeft aangegeven bij voorkeur niet de gehele gording structuur van de kap weggetimmerd te willen hebben.
Daarnaast, de aanpak zoals voorgesteld door Het Geluidburo weegt tussen de 25 en 30 kg per m2.
En dat is best nog heel wat.”
2.13.
Bij e-mail van 8 juli 2025 heeft [eiser] alle partijen als volgt geantwoord:
“Ik ben benieuwd naar de details van de aanpak en het voorstel, vooral met betrekking tot het
niet volledig weg Timmeren van de gordingstructuur en de overweging van het gewicht per m2.”
Waarna de bewoner van [adres 1] als volgt heeft geantwoord:
“Ik heb begrepen dat er wordt afgezien van het advies van het geluidsbureau. Dat brengt ons wel steeds verder van de oorspronkelijke oplossing. Lijkt me nu wel dat de extra meeting na deze ingreep een must is.”
2.14.
Op 23 juli 2025 om 19:00 uur heeft in de woning van [eiser] een overleg plaatsgevonden tussen [gedaagde 1] , [bedrijfsnaam] , [eiser] en zijn partner. Voorafgaand aan dat overleg heeft [eiser] [gedaagde 1] verzocht om het plan voor de herstelwerkzaamheden aan hem toe te sturen. Daarop heeft [gedaagde 1] op 23 juli 2025 om 14:00 uur het volgende aan [eiser] gemaild:
“Dit is de omschrijving van het werk om bij jullie het geluidsprobleem op te lossen, (…) [rechtbank: [bedrijfsnaam] ] suggereerde nog om i.p.v. noppenschuim gipskartonplaat als massa laag direct tegen het bestaande dakbeschot te lijmen /schroeven dit lijkt mij een goed alternatief omdat we dan een extra laag massa aanbrengen, het geluidbureau heeft dit ook aangegeven.
Het voorstel,
 We isoleren het dak van de middelste woning (…)
 We brengen een laag noppenschuim aan tegen het bestaande metalen dak, dit wordt gelijmd ( alternatief is laag gipskartonplaat direct op de metalen dakelementen te schroeven, massa)
 Hieronder plaatsen we prefab gemaakte cassettes volgens de tekening in de bijlage, we monteren dit op latten geschroefd aan de gordingen welke voorzien zijn van neopreen geluiddempende tape, tussen de cassettes en de gordingen brengen we deze zelfde tape aan en waar nodig isolatieschuim.
 Tussen noppenschuim (of gipskarton) en cassette houden we een kleine luchtspouw van ca. 20 mm, dit om de ruimte tussen de gordingen zo groot mogelijk te laten.
 De cassettes zijn aan de zichtzijde gegrond, eventueel aflakken is voor rekening van de bewoner.
 (…)
Na plaatsing proefondervindelijk kijken of het resultaat voldoet, indien niet gaan we opnieuw in overleg.”
2.15.
Tussen 3 en 10 september 2025 hebben [eiser] en [gedaagde 1] via WhatsApp gecorrespondeerd over de datum waarop [gedaagde 1] met de werkzaamheden zou aanvangen.
2.16.
Bij brief van 15 september 2025 (verzonden bij e-mail van 15 september 2025 om 12:03 uur) heeft [gedaagde 1] het volgende geschreven aan de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] en [bedrijfsnaam] :
“Naar aanleiding van de recente communicatie en gesprekken met jullie wil ik hierbij formeel reageren op de ontstane situatie rond de geluidsproblematiek bij de woningen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] .
Zoals bekend is er in overleg met aannemer (…) [bedrijfsnaam] , de bewoners (…) en mij als ontwikkelaar/ aannemer afbouw afgesproken dat er éérst isolerende maatregelen zouden worden getroffen bij de middenwoning, [adres 2] (…). Doel hiervan was om proefondervindelijk vast te stellen of deze ingreep voldoende effect zou hebben op het ervaren geluidsprobleem tussen de woningen. Deze afspraak is in een gezamenlijke vergadering gemaakt en door alle betrokkenen bevestigd.
Uitvoering's datum is vastgesteld in goed overleg met [eiser] , vanwege vakantie kunnen wij niet eerder dan week 39 hier terecht. Dit staat op de planning, afspraken over de kosten zijn gemaakt.
Tot mijn verbazing hebben (…), [adres 1] , zich nu op het standpunt gesteld dat er uiterlijk eind september een definitief plan moet liggen voor geluidsmaatregelen zowel voor [adres 1] als [adres 2] , en dat de kosten hiervan volledig gedragen dienen te worden door de aannemer en mij als ontwikkelaar.
Ik betreur deze escalatie, temeer daar deze eis afwijkt van de gezamenlijk gemaakte afspraken. Ik wil hierbij dan ook duidelijk maken dat ik mij als ontwikkelaar/afbouwer niet verantwoordelijk acht voor de technische kwaliteit van de casco-bouw. De casco-opbouw is uitgevoerd door [bedrijfsnaam] Bouwbedrijf. In het ontwikkeltraject is er juist bewust gekozen om samen te werken met gerenommeerde partijen - [bedrijfsnaam] als aannemer en VRP als architect – om hoge kwaliteit te waarborgen en fouten te voorkomen. De afbouw is separaat, volledig gespecificeerd en zonder enige verantwoordelijkheid voor geluidsisolatie door mijn bedrijf uitgevoerd.
Mijn eerdere aanbod om op vrijwillige basis de arbeid te leveren voor de isolatiemaatregelen bij woning [adres 2] – op voorwaarde dat [bedrijfsnaam] de materiaalkosten op zich neemt – was een constructieve geste om het probleem samen op te lossen. Deze bijdrage is vrijwillig, beperkt en bedoeld als praktische stap binnen de eerder overeengekomen aanpak.
Indien echter wordt vastgehouden aan de eis om ook [adres 1] mee te nemen, trek ik mij volledig terug uit mijn aanbod, ook voor woning [adres 2] . Twee woningen betekent ook tweemaal zoveel kosten, inspanning en verantwoordelijkheid — iets waar ik zonder heldere afspraken niet aan kan en zal meewerken.”
2.17.
Op 15 september 2025 om 12:53 uur heeft de bewoner van [adres 1] het volgende aan [gedaagde 1] gemaild (in kopie naar de bewoner van [adres 3] en [bedrijfsnaam] ):
“(…) de afspraken die met [eiser] gemaakt zijn waren niet de afspraken die wij met zijn allen hebben gemaakt.
de afspraak die wij met zijn allen hebben gemaakt was het advies van het geluidsbureau in eerste instantie bij nr [adres 2] plaatsen met een nameting om te kijken of dat afdoende was. zo niet dan werd er doorgeschakeld naar de andere huizen.
de oplossing die nu bij [eiser] wordt voorgesteld wijkt af van het advies van het geluidsbureau waardoor er ook wordt afgeweken van de afspraak die we met elkaar genomen hebben.
Er is met [adres 1] en [adres 3] niet overlegd of wij er mee akkoord gaan in de tijd en oplossingsrichting.
(…)
Ik heb inmiddels twee offertes opgevraagd en wordt aangenaam verrast door de snelheid van handelen en proactief meedenken van de aannemers. (…) Als er geen andere actie komt dan deze zet ik één van deze offertes in om het probleem in ons huis op te lossen. (…)”
2.18.
Bij brief van 15 september 2025 (verzonden bij e-mail van 15 september 2025 om 21:23 uur) heeft [gedaagde 1] het volgende geschreven aan de bewoner van [adres 1] :
“Onderwerp: Reactie op brief m.b.t. geluidsproblematiek Houttuinhof
(…)
Toch wil ik reageren op een aantal punten waarin volgens mij sprake is van onjuiste
aannames of verschuiving van verantwoordelijkheden.
1. Afspraken over gefaseerde aanpak
In onze gezamenlijke vergadering is afgesproken dat er eerst isolerende maatregelen zouden worden genomen bij woning [adres 2] , en dat we op basis van het resultaat zouden bekijken of verdere stappen nodig zijn. Dat was de kern van de gezamenlijke aanpak: gefaseerd en proefondervindelijk. De afspraak was nadrukkelijk niet dat er bij voorbaat bij meerdere woningen maatregelen genomen zouden worden. Jouw huidige standpunt wijkt daar fundamenteel van af. De besproken aanpak samen met [bedrijfsnaam] [eiser] en mijzelf is er een met een hogere isolatiewaarde dit omdat wij een extra laag aanbrengen ten opzichte van het voorstel van het geluidsbureau, niet minder maar meer dus.
De uitvoering bij [eiser] is inmiddels ingepland, er zijn mensen ingehuurd en materialen besteld. Maar gezien deze wending en de opstelling van jullie kant, overweeg ik serieus om deze uitvoering te annuleren.
Wegens vakantie van [eiser] konden we niet eerder starten, wij konden direct na het overleg
met [bedrijfsnaam] aanvangen, uitstel is daaraan te wijten.
(…)
Als we nu op basis van eenzijdige eisen eerdere afspraken terzijde schuiven, wordt het lastig nog tot werkbare samenwerking te komen.”
2.19.
Op 16 september 2025 om 09:54 uur heeft de bewoner van [adres 1] het volgende aan [gedaagde 1] gemaild (in kopie naar de bewoners van [adres 2] en [adres 3] en [bedrijfsnaam] ) (verwerkt in het rood in de brief van [gedaagde 1] van 15 september 2025 21:23 uur):
“We zijn overeen gekomen dat we een expert laten meten waar nu precies het probleem zit en hen laten adviseren wat de oplossing is. Dat is het Geluidsbureau geworden en hebben een meting en rapport inclusief advies voor de oplossing. Dat bleek duur uit te vallen voor de drie huizen. Daar is een afspraak gemaakt dat we in eerste instantie het middelste huis zouden aanpakken dan een meting en kijken of dat afdoende oplost. Daarbij is ook afgesproken dat de trappen van de muur worden gehaald. Concreet is de afspraak dat het materiaal en werkwijze van het geluidsbureau zou worden gehanteerd.
De werkwijze die afgesproken is met [eiser] wijkt daar op alles af. Geen materiaal zoals Geluidsbureau heeft geadviseerd en andere werkwijze op verzoek van [eiser] .
Dat maakt dat we eigenlijk weer terug zijn bij af. Een eigen idee en werkwijze waarbij het rapport terzijde wordt gelegd.
Dat heb je voor te leggen aan ons alvorens er een akkoord is. Dus formeel is er nu een afspraak met [eiser] die afwijkt van de gezamenlijke afspraak zonder dat deze is voorgelegd aan de [adres 1] en [adres 3] . Dat maakt dat er geen afspraak meer is.”
2.20.
Bij brief van 29 september 2025 heeft [bedrijfsnaam] het volgende aan [gedaagde 1] geschreven:
“Omdat bedacht was de middelste woning aan te pakken, hebben wij op 23/7 s'avonds bij [eiser] gezeten om een aanpak te bespreken die voor [eiser] acceptabel was.
Omdat deze aanpak afweek van het advies van Het Geluidburo, is goede uitleg en communicatie met de anderen uiterst belangrijk. Jij zou die taak op je nemen, alsmede de planning met [eiser] afstemmen en met iedereen delen.
Op 29/7 stuur ik je nog een herinnerings bericht omdat ik nog steeds geen mail hierover had ontvangen.
Kennelijk doe je daar weer niets mee en ontvang ik op 3/9 een vernietigende mail van [naam] . Het “momentum” om tot een goede oplossing heb je daarmee definitief verspeeld!
Voor ons is dit ook het moment om ons vanaf nú, formeel op te stellen.
(…)
Wij wijzen elke aansprakelijkheid af en zullen ons niet meer mengen in de deze discussies. Ook verdere geldelijke bijdrages doen wij niet meer!”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis primair [gedaagde 1] en subsidiair [gedaagde 2] veroordeelt om de werkzaamheden zoals beschreven in de e-mail van 23 juli 2025 om 14:00 uur (zie 2.14) binnen acht weken na dit vonnis uit te voeren en te voltooien, op straffe van een dwangsom van € 1.500 per dag dat hier niet aan wordt voldaan, met een maximum van € 50.000, met veroordeling van primair [gedaagde 1] en subsidiair [gedaagde 2] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. Tussen [eiser] en [gedaagde 1] is een overeenkomst tot stand gekomen die ziet op het uitvoeren van (herstel)werkzaamheden in de woning van [eiser] om geluidsproblemen op te lossen. De e-mail die [gedaagde 1] op 23 juli 2025 om 14:00 uur naar [eiser] heeft verzonden, betreft een aanbod dat [eiser] tijdens het overleg op 23 juli 2025 om 19:00 uur mondeling heeft aanvaard. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] de herstelwerkzaamheden in week 39 (22 t/m 28 september 2025) zou uitvoeren, maar dit heeft hij niet gedaan. Daarom vordert [eiser] nakoming van de overeenkomst door [gedaagde 1] (en subsidiair door [gedaagde 2] , voor zover de overeenkomst met [gedaagde 2] is gesloten). [eiser] stelt dat hij (spoedeisend) belang heeft bij zijn vordering omdat de aanhoudende geluidsoverlast en het lange proces van het verhelpen hiervan een grote negatieve invloed heeft op zijn gezondheid en die van zijn gezin.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Spoedeisend belang
4.1.
Het gaat er in deze zaak om of tussen [eiser] en projectontwikkelaar [gedaagde 1] een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [gedaagde 1] in dit kort geding verplicht kan worden (herstel)werkzaamheden te verrichten in de woning van [eiser] . Die werkzaamheden zien op het isoleren van het dak om zodoende de geluidsproblemen te verhelpen die [eiser] en de bewoners van de twee aangrenzende woningen ervaren. Sinds de ingebruikname van de (nieuw gebouwde) woningen in januari 2022 ervaren de bewoners geluidsoverlast, dat blijkens onderzoek met name wordt veroorzaakt doordat een extra plafond onder het stalen dak en een goot ontbreken. Ondanks het overleg dat sindsdien tussen de bewoners, [gedaagde 1] en de aannemer [bedrijfsnaam] heeft plaatsgevonden, zijn er geen maatregelen genomen en ervaren [eiser] en zijn buren nog altijd geluidsoverlast. Daarmee heeft [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter een voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
Nakoming overeenkomst
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat tussen partijen is overeengekomen dat [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] herstelwerkzaamheden zou uitvoeren aan zijn woning aan de [adres 2] en hij vordert nakoming van de gemaakte afspraken. De voorzieningenrechter in kort geding moet beoordelen of de vorderingen van [eiser] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening(en) gerechtvaardigd is. Dit betekent dat voor toewijzing van de in deze procedure gevorderde nakoming alleen plaats is als met een grote mate van waarschijnlijkheid valt aan te nemen dat de bodemrechter [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] zal veroordelen om met [eiser] gemaakte afspraken na te komen.
4.3.
Op 17 maart 2025 heeft in verband met de geluidsoverlast die de bewoners ervaren een overleg plaatsgevonden met alle betrokkenen: de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] , [gedaagde 1] en [bedrijfsnaam] . Aan het slot van het overleg zijn de gemaakte afspraken geformuleerd in een gespreksverslag. Onder andere is afgesproken dat in elke geval [adres 2] zou worden hersteld overeenkomstig het deskundigenrapport van het GeluidBuro, zoals nader uitgewerkt in de e-mail van [bedrijfsnaam] van 20 februari 2025 (of andere e-mails) inclusief materiaal en de tekeningen zoals deze in de e-mail zijn meegestuurd. [bedrijfsnaam] zou nog wel informeren bij het GeluidBuro of ander materiaal mocht worden gebruikt dan het GeluidBuro had voorgesteld. [bedrijfsnaam] heeft dit gedaan, waarna het GeluidBuro heeft geschreven daarin weinig risico’s te zien. Volgens het gespreksverslag was onderdeel van het aanbod dat [gedaagde 1] de kosten van het isoleren van de middelste woning (ongeveer € 21.000) zou dragen en vervolgens zou verhalen op [bedrijfsnaam] en de architect.
4.4.
Bij e-mail van 21 mei 2025 hebben de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] aan [gedaagde 1] en [bedrijfsnaam] bevestigd dat zij akkoord gaan met het voorstel om een geluidsisolerende laag aan te brengen in de woning van [eiser] volgens het advies van het GeluidBuro en dat daarna wordt gekeken of het geluidsprobleem voldoende is verholpen. Daarbij zijn zij niet ingegaan op het door [gedaagde 1] en [bedrijfsnaam] te gebruiken materiaal.
4.5.
Op 23 juli 2025 heeft [gedaagde 1] een e-mail gestuurd aan [eiser] en [bedrijfsnaam] waarin hij de werkzaamheden heeft beschreven die ter oplossing van het geluidsprobleem in [adres 2] zouden worden uitgevoerd. [gedaagde 1] , [bedrijfsnaam] en [eiser] hebben vervolgens op dezelfde dag om 19:00 uur in de woning van [eiser] nadere afspraken gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden. Dat deze afspraken zijn gemaakt, volgt onder meer uit de omstandigheid dat [gedaagde 1] en [eiser] in september 2025 via WhatsApp contact hebben gehad over de uitvoering van de werkzaamheden. [gedaagde 1] heeft ook in zijn brief van 15 september 2025 geschreven dat de uitvoeringsdatum voor de werkzaamheden in onderling overleg is afgesproken. Onder andere uit de e-mailcorrespondentie van 18 juni 2025 en 8 juli 2025 volgt dat de werkzaamheden en het te gebruiken materiaal, zoals [gedaagde 1] en [bedrijfsnaam] op 23 juli 2025 met [eiser] hebben besproken, afwijken van het advies van het GeluidBuro.
4.6.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat, voor zover tussen hem en [eiser] op 23 juli 2025 een overeenkomst tot stand is gekomen, hij niet aan de gemaakte afspraken kan worden gehouden, omdat niet alle betrokken partijen instemmen met de oplossing zoals deze op 23 juli 2025 is besproken met [eiser] . De bewoners van [adres 1] hebben zich in een e-mail van 3 september 2025, die partijen niet hebben overgelegd, kennelijk op het standpunt gesteld dat [gedaagde 1] ook in hun woning geluidsisolerende werkzaamheden moet uitvoeren. In de e-mail van 15 september 2025 hebben de bewoners van [adres 1] geschreven dat de in juli 2025 met [eiser] besproken oplossing, zowel wat betreft materiaal als wat betreft werkwijze afwijkt van hetgeen eerder was overeengekomen. [bedrijfsnaam] heeft in zijn brief van 29 september 2025 (zie 2.19) geschreven dat hij niet langer bereid is om de kosten van de herstelwerkzaamheden te betalen en heeft daarin ook geschreven dat de op 23 juli 2025 besproken aanpak afweek van het advies van het GeluidBuro.
4.7.
De voorzieningenrechter begrijpt de situatie aldus. Tussen [gedaagde 1] , [bedrijfsnaam] en de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] zijn in het kader van een minnelijke regeling afspraken gemaakt teneinde tot een oplossing te komen van het geluidsprobleem in de drie woningen. Bij e-mail van 21 mei 2025 hebben de bewoners van [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] bevestigd dat zij akkoord zijn met een oplossing waarbij de door het GeluidBuro voorgestelde werkzaamheden bij nummer [adres 2] worden uitgevoerd. Daarna zouden opnieuw metingen worden verricht, om te bezien wat verder nog nodig was om de geluidsproblematiek in de drie woningen op te lossen. Op 23 juli 2025 hebben [gedaagde 1] , [bedrijfsnaam] en [eiser] afspraken gemaakt over de bij nummer [adres 2] te verrichten werkzaamheden. Deze werkzaamheden weken af van het advies van het GeluidBuro. De bewoners van nummer 10 en [adres 2] zijn hierover niet geconsulteerd en in ieder geval de bewoners van nummer 10 zijn hiermee niet akkoord. Ook [bedrijfsnaam] is inmiddels afgehaakt.
4.8.
De minnelijke regeling ter oplossing van de geluidsoverlast in de drie woningen was overeengekomen tussen vijf partijen. [gedaagde 1] , [bedrijfsnaam] en [eiser] hebben van de minnelijke regeling afwijkende afspraken gemaakt. In ieder geval één van de partijen bij de minnelijke regeling is hiermee niet akkoord, waardoor [gedaagde 1] stelt niet te hoeven nakomen. De stellingen van [eiser] komen erop neer dat hij meent dat de door hem op 23 juli 2025 met [gedaagde 1] gemaakte afspraken los moeten worden gezien van de minnelijke regeling die was overeengekomen en dat hij met [gedaagde 1] zelfstandig is overeengekomen dat [gedaagde 1] de geluidsproblemen bij hem zou oplossen door de bij e-mail van 23 juli 2025 aangeboden werkzaamheden uit te voeren. Waarom [gedaagde 1] op 23 juli 2025 met hem afspraken zou hebben gemaakt die los moeten worden gezien van de eerder bereikte overeenstemming, heeft [eiser] echter niet nader toegelicht. Mede gelet op (i) de gang van zaken voorafgaand aan 23 juli 2025, waarbij onder meer steeds met alle bewoners is gecommuniceerd, en gelet op (ii) de omstandigheid dat [gedaagde 1] aansprakelijkheid voor de geconstateerde geluidsoverlast afwijst, had dat wel op zijn weg gelegen. Niet valt in te zien waarom [gedaagde 1] alleen met [eiser] afspraken zou maken, zonder betrokkenheid van de andere bewoners. Voor zover de op 23 juli 2025 tussen [eiser] , [gedaagde 1] en [bedrijfsnaam] gemaakte afspraken de uitvoering van de bereikte minnelijke regeling betreffen, ligt het voor de hand dat alle partijen bij de minnelijke regeling hiermee akkoord moeten gaan. Dat is niet het geval, waardoor niet uitgesloten kan worden dat [gedaagde 1] terecht pas op de plaats heeft gemaakt. Aan [gedaagde 1] kan worden verweten dat hij op het punt van de communicatie steken heeft laten vallen, door de bewoners van [adres 1] en [adres 3] onvoldoende mee te nemen in de besprekingen met [eiser] . Gelet op het voorgaande, betekent dit echter niet dat daarmee vaststaat dat de bodemrechter naar alle waarschijnlijkheid zal oordelen dat tussen [eiser] en [gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] een overeenkomst tot stand is gekomen die los moet worden gezien van de eerdere minnelijke regeling en die [gedaagde 1] nu moet nakomen. Hieruit volgt dat de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] moet afwijzen. Dit betekent dat de overige verweren van [gedaagde 1] geen bespreking behoeven.
4.9.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 1] worden begroot op:
- griffierecht € 331,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.616,00
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde 1] van € 1.616,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2025.
JvL

Voetnoten

1.Bedoeld zal zijn de e-mail van 20 februari 2025 van [bedrijfsnaam] (zie 2.7.)