ECLI:NL:RBDHA:2025:21606

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
NL24.42449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoeker op 29 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn gezinsleden. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft op 21 juli 2025 de aanvraag ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder niet tijdig beslist op de aanvraag van verzoeker en heeft hij de aanvraag ingewilligd, waardoor hij geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de kosten vastgesteld op € 453,50. Dit bedrag is gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met een wegingsfactor van 0,5, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot het genoemde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42449

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 29 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor zijn gezinsleden.
Bij besluit van 21 juli 2025 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [3] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoeker heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 13 november 2025 door mr. W.H. Bel, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.