ECLI:NL:RBDHA:2025:21666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
11760794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontslag op staande voet van een filiaalleidster bij HEMA wegens onterecht beschuldiging van fraude en diefstal

In deze zaak heeft de kantonrechter op 4 november 2025 uitspraak gedaan over het ontslag op staande voet van een filiaalleidster bij HEMA. De werkneemster, geboren in 1965 en sinds 1984 in dienst bij HEMA, werd op 22 april 2025 ontslagen na beschuldigingen van fraude met haar ziekte-urenregistratie en het meenemen van een kinderpyjama zonder te betalen. De werkneemster voerde aan dat het ontslag onterecht was, omdat zij geen opzet had en slechts een administratieve fout had gemaakt bij het registreren van haar uren. HEMA stelde dat de werkneemster stelselmatig te veel ziekte-uren had geregistreerd en dat het meenemen van de pyjama een dringende reden voor ontslag vormde. De kantonrechter oordeelde dat HEMA niet voldoende bewijs had geleverd voor opzet of ernstig nalaten van de werkneemster. De kantonrechter vernietigde het ontslag op staande voet en oordeelde dat de werkneemster recht had op doorbetaling van haar loon, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 50%. Tevens werd HEMA veroordeeld tot wedertewerkstelling van de werkneemster, met een dwangsom voor het geval HEMA in gebreke zou blijven. Het verzoek van HEMA tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen, omdat er geen redelijke grond voor ontbinding was aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Zittingsplaats Den Haag
MD/c
Zaaknummer / rekestnummer: 11760794 \ RP VERZ 25-50478
Beschikking van de kantonrechter van 4 november 2025
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. M. de Boorder,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEMA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Hema,
gemachtigde: mr. M.J. van Herwerden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 24 juni 2025, met producties;
  • het verweerschrift, met een tegenverzoek, met producties;
  • het verweerschrift op het tegenverzoek;
  • de door Hema overgelegde aanvullende productie;
  • de door [verzoekster] overgelegde aanvullende productie;
  • de mondelinge behandeling van 2 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
  • een kopie van de spreekaantekeningen die door de gemachtigde van Hema ter zitting zijn gebruikt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren in 1965, is sinds 1 juli 1984 in dienst bij Hema. De functie van [verzoekster] is sinds 27 juli 2012 filiaalleidster, met een laatstverdiend loon van € 3.380,18 bruto per maand voor 32 uur per week (vier maal acht).
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Retail Non Food van toepassing, behalve voor zover gunstigere regelingen volgen uit de oude Hema CAO.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst zijn ook van toepassing de Hema Huisregels filialen, de Ondernemingscode en het Ziekteverzuimreglement. In de Hema Huisregels (hierna: de Huisregels) staat, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
Het is niet toegestaan om monsters, afgeschreven goederen, displaymateriaal of beschadigde goederen mee naar huis te nemen.
(…)
fraude door personeel
(…)
Diefstal en fraude zullen in principe leiden tot beëindiging van het dienstverband en aangifte bij de politie.
(…)
Ook het op eigen initiatief afprijzen van artikelen wordt gezien als diefstal
(…)
Koopregels voor HEMA-medewerkers
Kopen is alleen toegestaan in je eigen tijd, dat wil zeggen alleen in de pauze of buiten werktijd.
Het meenemen van geld naar de winkel, tijdens werktijd, is ten strengste verboden.”
2.4.
Ook in de Ondernemingscode en in de verklaring die [verzoekster] in 2011 heeft getekend voor ontvangst van de toen geldende huisregels staat – voor zover hier van belang – dat gevallen van diefstal en fraude door medewerkers in principe zullen leiden tot beëindiging van het dienstverband.
2.5.
In verband met arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] hebben partijen afgesproken dat [verzoekster] met ingang van 20 januari 2025 50% van de overeengekomen arbeidsomvang zou gaan werken, zodat zij vier keer vier uur per week zou werken. [verzoekster] heeft vervolgens bij de registratie van haar ziekte-uren in het daarvoor bestemde systeem (“
Work Force Management”, hierna WFM), naast vier werkuren, dagelijks vijf in plaats van vier ziekte-uren opgegeven.
2.6.
Naar aanleiding van een interne melding hierover heeft Hema een recherchebureau ingeschakeld, waarvan zij vaker gebruik maakt. De heer [naam 1] van dit recherchebureau gaat vervolgens camerabeelden bekijken uit het filiaal waar [verzoekster] werkzaam is. Daarbij komen geen onregelmatigheden naar voren ten aanzien van de gewerkte uren die [verzoekster] heeft geregistreerd. Op de beelden van 10 maart 2025 even na 13:00 uur, in de pauze van [verzoekster] , is te zien dat er een kinderpyjamaatje op de toonbank ligt met daarbovenop wat kleine andere spullen. [verzoekster] staat aan de winkelkant van de toonbank en een collega van haar staat achter de kassa en slaat daarop kennelijk een aantal zaken aan. Deze collega blijkt de pyjama niet te hebben aangeslagen en [verzoekster] heeft hem niet betaald.
2.7.
In de ochtend van 22 april 2025, op haar eerste werkdag na een vakantie van een aantal weken, wordt [verzoekster] uitgenodigd voor een gesprek met mevrouw [naam 2] (regiomanager van Hema) en de heer [naam 1] van het gelijknamige door Hema ingeschakelde recherchebureau. Tijdens dat gesprek worden de bevindingen van Hema ten aanzien van de ziekte-urenregistratie en de kinderpyjama met [verzoekster] besproken. [verzoekster] heeft in dat gesprek gezegd dat zij een fout heeft gemaakt bij het registreren van haar uren en ontkend dat zij een afgeschreven kinderpyjama heeft meegenomen. Van het gesprek is een verslag gemaakt, dat [verzoekster] niet heeft ondertekend. Aan het einde van het gesprek heeft Hema [verzoekster] op staande voet ontslagen. Het ontslag is diezelfde dag per brief aan [verzoekster] bevestigd.

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen, Hema te veroordelen tot doorbetaling van loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente, en wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom. Volgens [verzoekster] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. [verzoekster] voert daarvoor het volgende aan.
3.2.
Volgens [verzoekster] heeft Hema onterecht geconcludeerd dat zij heeft gefraudeerd met de registratie van haar arbeidsuren. Het urenregistratiesysteem van Hema is vrij lastig, met name in het geval dat sprake is van ziekte. Hierdoor heeft [verzoekster] per ongeluk te veel uren ingevoerd in het systeem: zij werkte van 9:00 uur tot 13:00 uur en heeft foutief ingevoerd dat zij vijf uur – van 13:00 uur tot 18:00 uur (sluitingstijd van de winkel) – ziek was, inclusief pauze. Normaal gesproken werkte zij van 9:00 tot 18:00 uur en werd er van die negen uur automatisch een uur pauze afgetrokken. Zij heeft haar ziekte-uren in één keer ingevuld voor negen weken achtereen. Het betreft niet meer dan een administratieve fout als gevolg van een ingewikkeld urensysteem en het was niet de bedoeling van [verzoekster] om Hema te benadelen; zij heeft voldoende verlofuren. Het vormt volgens [verzoekster] in ieder geval geen reden voor ontslag. Toen Hema erachter kwam dat zij het aantal uren niet juist had geregistreerd, had zij kunnen volstaan met een correctie van de uren en een gesprek om [verzoekster] op haar fout te wijzen, zodat dit in het vervolg niet meer zou gebeuren, en haar desnoods een waarschuwing kunnen geven.
Ook klopt het niet dat [verzoekster] zonder te betalen een afgeschreven kinderpyjama vanuit de winkel mee naar huis heeft genomen. Het betrof namelijk een pyjamaset met twee verschillende maten. Het is gebruikelijk dat dergelijke producten gedeeltelijk worden afgeschreven en tegen een lagere prijs in de winkel worden aangeboden. Zij kunnen dan door klanten of medewerkers worden gekocht. Van diefstal of fraude is dan ook geen sprake, aldus [verzoekster] .
3.3.
Hema voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij voert
– samengevat – aan dat [verzoekster] stelselmatig te veel ziekte-uren heeft opgevoerd in het urensysteem, terwijl zij als filiaalmanager verantwoordelijk is voor de urenregistratie van alle medewerkers en daarom ook goed bekend was met het systeem. In een periode van negen weken heeft [verzoekster] in totaal 32,13 uur teveel geregistreerd. Daarmee heeft zij ten onrechte extra meeruren opgebouwd, waardoor zij haar verlofuren kon ontzien en zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt ten koste van Hema. Door de valse urenregistratie heeft [verzoekster] ernstig plichtverzuim gepleegd en het vertrouwen van Hema onherstelbaar geschonden. Daarnaast heeft [verzoekster] in strijd met interne regels een afgeschreven kinderpyjama meegenomen. Het meegenomen van afgeschreven artikelen is, anders van [verzoekster] meent, strikt verboden en vormt een dringende reden voor ontslag op staande voet. Hema voert een zero-tolerancebeleid ten aanzien van fraude en diefstal, die altijd met ontslag op staande voet worden bestraft, ongeacht het daarmee gemoeide bedrag. Hema heeft een groot belang bij het naleven van de huisregels, voor de ontvangst waarvan [verzoekster] in 2011 heeft getekend en die op het intranet van Hema te raadplegen zijn.
3.4.
Hema heeft ook een tegenverzoek gedaan. Zij verzoekt voorwaardelijk, voor het geval de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigt, dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Door het patroon van herhaald, gedurende negen weken onjuist registreren van ziekte-uren is volgens Hema sprake van fraude, en het meenemen van de afgeschreven pyjama is gelijk te stellen aan diefstal. Ook als geen sprake was van opzet heeft [verzoekster] haar verantwoordelijkheid als filiaalmanager ernstig verzaakt, wat Hema haar bijzonder kwalijk neemt. Dit leveren ernstig verwijtbare gedragingen van [verzoekster] op in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder e Burgerlijk Wetboek (BW). Als de kantonrechter niet meegaat in dat standpunt, dan heeft het handelen van [verzoekster] ertoe geleid dat de arbeidsverhouding tussen partijen duurzaam en ernstig is verstoord. Ook dat vormt een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:669 lid 3 onder g BW). Meer subsidiair meent Hema dat er op de h-grond kan worden ontbonden, nu voornoemde omstandigheden maken dat van Hema in redelijkheid niet kan worden verlangd om de arbeidsovereenkomst in stand te houden, aldus Hema.
3.5.
[verzoekster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of het door Hema op 22 april 2025 aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.2.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat [verzoekster] haar verzoek tijdig heeft ingediend.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) iedere partij bevoegd is de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden dienen alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking te worden genomen.
4.4.
Aan het gegeven ontslag op staande voet heeft Hema de volgende twee gedragingen ten grondslag gelegd:
[verzoekster] heeft bewust haar ziekte-uren onjuist geregistreerd;
[verzoekster] heeft in strijd met de huisregels een afgeschreven product mee naar huis genomen.
A.
Onjuiste urenregistratie
4.5.
Dat [verzoekster] sinds haar ziekmelding te veel ziekte-uren heeft geregistreerd staat vast. In het WMF-registratiesysteem voerde [verzoekster] in dat zij werkte van 9:00 uur tot 13:00 uur. Aan ziekte-uren vulde [verzoekster] vervolgens een urenaantal in van vijf. Dat betekent dat zij per dag in totaal een urenaantal van negen registreerde.
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat voor fraude, diefstal of verduistering opzet is vereist. De kantonrechter heeft Hema op de zitting gevraagd waarom zij direct is uitgegaan van opzet bij [verzoekster] , zonder dat zij eerst navraag bij haar heeft gedaan naar de oorzaak van de onjuiste registratie. Daarop is zijdens Hema geantwoord dat [verzoekster] als leidinggevende goed weet hoe het systeem werkt. Het kan wel kloppen dat [verzoekster] in één keer voor negen weken tegelijk haar ziekte-uren heeft ingevuld, maar bij de controle iedere maandagochtend had zij moeten zien dat haar opgave niet juist was. Het systeem dwingt tot controle, omdat er in het systeem een rood uitroepteken verschijnt bij een onjuist urentotaal. [verzoekster] heeft haar registratie daarbij echter niet gecorrigeerd, aldus Hema. Als [verzoekster] geen opzet had, dan was in ieder geval sprake van ernstige nalatigheid. [verzoekster] heeft bevestigd dat zij elke maandagochtend de urenopgave van de werknemers in haar filiaal controleerde, maar heeft verklaard dat zij daarbij geen aandacht meer besteed heeft aan haar eigen ziekte-uren en dat daar ook geen uitroepteken bij is verschenen.
4.7.
De kantonrechter is het met [verzoekster] eens dat het urensysteem van Hema niet eenvoudig in elkaar zit. Dit blijkt al uit de moeilijk te volgen uiteenzettingen in het verslag van het ontslaggesprek op 22 april 2025 en in het verweerschrift, maar ook uit het feit dat er ter zitting uitvoerig is ingegaan op de werking van het urensysteem en dat Hema voor de uitleg van de systematiek een WFM-analist heeft meegenomen. Het is de kantonrechter bijvoorbeeld niet duidelijk geworden hoe Hema omgaat met pauze-uren in relatie tot de geregistreerde uren. In het verweerschrift geeft Hema namelijk aan dat [verzoekster] op basis van oude rechten recht heeft op volledige doorbetaling van haar pauzes (in totaal 60 minuten). Ter zitting is Hema daar echter op teruggekomen en zou [verzoekster] slechts recht hebben op doorbetaling van 30 minuten pauzetijd. In ieder geval heeft Hema erkend dat het mogelijk is dat [verzoekster] de onjuiste urenregistratie in één keer heeft gedaan voor negen weken. Dat maakt dat niet gebleken is dat [verzoekster] ‘stelselmatig’ onjuiste uren heeft ingevuld, maar slechts één keer. Verder is bij de demonstratie van WFM-systeem op de zitting gebleken dat het rode uitroepteken wel verschijnt bij een onjuiste invulling van gewerkte uren, maar niet van ziekte-uren. Gelet op deze omstandigheden is het heel goed mogelijk dat [verzoekster] een fout heeft gemaakt. In ieder geval is van enige opzet niets gebleken. Dat betekent uiteraard niet dat Hema moet accepteren dat uren verkeerd worden geregistreerd, maar het had op haar weg gelegen om hierover met [verzoekster] in gesprek te gaan en haar te vragen hoe zij tot het betreffende aantal uren was gekomen, in plaats van direct uit te gaan van (een vermoeden van) fraude en de bedrijfsrecherche in te schakelen. Mensen maken nu eenmaal fouten en een werkgever moet bij de ontdekking van iets dat niet klopt, de mogelijkheid open houden dat sprake is van een fout. Met andere woorden: het staat Hema vrij om een zero-tolerancebeleid te voeren bij fraude of diefstal, zoals zij heeft aangevoerd, maar voordat zij overgaat tot een ontslag op staande voet vanwege fraude of diefstal, moet wel eerst op basis van zorgvuldig onderzoek komen vast te staan dat sprake is van opzet, zeker als het gaat om een werknemer met een langdurig dienstverband zoals [verzoekster] . Ontslag op staande voet is de meest vergaande maatregel in het arbeidsrecht, met grote consequenties voor de werknemer: die verliest zijn bron van inkomsten zonder dat recht bestaat op een werkloosheidsuitkering, en daarmee zijn bestaanszekerheid, naast de daginvulling die het werk geeft, de sociale contacten en deelneming aan het maatschappelijk leven. Gelet op deze wezenlijke belangen die voor een werknemer op het spel staan, mag niet lichtvaardig tot een ontslag op staande voet worden overgegaan. Nu niet is gebleken van enige opzet aan de zijde van [verzoekster] en de onjuiste urenregistratie evenmin als ernstig nalaten kan worden gekwalificeerd, vormt deze naar het oordeel van de kantonrechter geen dringende reden voor ontslag op staande voet.
B)
De pyjama
4.8.
Tussen partijen staat vast dat [verzoekster] op 10 maart 2025 een kinderpyjama uit de winkel van Hema mee naar huis heeft genomen. Volgens Hema heeft zij dit gedaan zonder te betalen en is sprake van diefstal, wat een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. [verzoekster] heeft betwist dat zij opzet heeft gehad op het meenemen van de pyjama zonder te betalen.
4.9.
Hema heeft gesteld dat het binnen de organisatie strikt verboden is om afgeschreven goederen mee naar huis te nemen. In dat kader verwijst Hema naar de door haar overgelegde Huisregels (zie r.o. 2.3.). Aangezien de toepasselijkheid van de Huisregels niet door [verzoekster] is betwist, gaat de kantonrechter er vanuit dat deze van toepassing waren op het moment dat [verzoekster] de pyjama heeft meegenomen. Ter zitting heeft de regiomanager van [verzoekster] echter erkend dat het medewerkers, net als klanten, is toegestaan om gedeeltelijk afgeschreven artikelen met korting te kopen, zolang het betreffende artikel maar wordt aangeslagen op de kassa en wordt afgerekend. Als een artikel volledig is afgeschreven, dan moeten medewerkers het artikel weggooien. Dat deze werkwijze is toegestaan wordt ook onderschreven door twee door [verzoekster] overgelegde verklaringen van (oud-)collega’s van [verzoekster] .
4.10.
Over de kinderpyjama heeft [verzoekster] , na de stelling van Hema dat de pyjama helemaal was afgeschreven en had moeten worden weggegooid, onweersproken gesteld dat sprake was van een pyjamaset (shirt en broek) die niet meer voor de volle prijs kon worden verkocht, aangezien de kledingmaten van de twee onderdelen van elkaar afweken. Daarom heeft [verzoekster] de pyjama met de ene maat van de set volledig afgeschreven. Die pyjama was niet meer fysiek aanwezig en kon dus niet worden weggegooid. De pyjama die er nog wel was – met twee verschillende maten – heeft [verzoekster] in prijs verlaagd en die kon dan met korting worden verkocht, aldus [verzoekster] .
4.11.
Hoe het proces van afschrijven en koop van de artikelen op dat moment is gegaan houdt partijen verdeeld. [verzoekster] stelt dat zij de kinderpyjama heeft willen kopen en bij de kassière wilde afrekenen. Die stelling sluit aan bij de overgelegde camerabeelden, waarop te zien is dat [verzoekster] en haar collega eerst samen bezig zijn met het afschrijven van onder andere de kinderpyjama. Op de volgende beelden wordt de pyjama op de toonbank wordt gelegd, terwijl de kassière bezig is met de kassa. Aangezien de camerabeelden niet voorzien zijn van geluid valt niet vast te stellen wat er op dat moment precies is gebeurd. Hema neemt de stelling in dat [verzoekster] bewust en ten onrechte de kinderpyjama niet heeft weggegooid en niet heeft betaald, dan wel dat zij de kassière zou hebben geïnstrueerd om deze niet aan te slaan. Aangezien die stelling gemotiveerd is betwist, lag het op de weg van Hema om te onderbouwen dat er daadwerkelijk sprake was van kwade wil aan de zijde van [verzoekster] . Dat had Hema bijvoorbeeld kunnen doen door de betreffende kassière hierover te laten verklaren, maar een dergelijke verklaring is in deze procedure niet overgelegd, evenmin als andere bewijsstukken ten aanzien van de afschrijvingen op de bewuste dag. Aangezien geen nader bewijs is overgelegd, kan niet worden vastgesteld dat [verzoekster] de kinderpyjama opzettelijk zonder te betalen heeft meegenomen. De beelden geven daar ook onvoldoende aanleiding toe. Het hele afrekenproces neemt behoorlijk wat tijd in beslag, waarbij [verzoekster] een paar keer meekijkt met de kassière, waarbij het lijkt te gaan om de andere aan te kopen goederen. In ieder geval kan daaruit niet worden afgeleid dat zij haar collega instrueert om de kinderpyjama niet aan te slaan. Integendeel; voor het helemaal niet aanslaan van een artikel is geen specifieke handeling op de kassa nodig. Het feit dat de kinderpyjama open en bloot op de toonbank ligt, wijst ook niet op enige intentie tot diefstal of verduistering. Hema heeft nog aangevoerd dat [verzoekster] na haar ontkenning in het ontslaggesprek van diefstal van de pyjama de camerabeelden niet heeft willen bekijken, terwijl dat toch voor de hand zou hebben gelegen als zij de diefstal ontkende. Hema vat dit daarom op als een schuldbekentenis. [verzoekster] heeft hierover op de zitting gezegd dat het een redelijk vijandig gesprek was, zij zich heel aangevallen voelde en dat de uitkomst al vast stond. Zij werd na een uur ontslagen en wilde een advocaat raadplegen. Onder die omstandigheden kan het niet willen bekijken van de camerabeelden naar het oordeel van de kantonrechter niet worden beschouwd als een erkenning van schuld. Ook ten aanzien van de pyjama is er dus geen enkele aanwijzing voor opzet van [verzoekster] .
4.12.
Nu uit de voorgaande overwegingen volgt dat niet is gebleken van opzet aan de zijde van [verzoekster] op hetzij fraude, hetzij diefstal of verduistering, terwijl ook van ernstig nalaten niet kan worden gesproken, is er ook geen dringende reden geweest voor het door Hema gegeven ontslag op staande voet. Het ontslag op staande voet is dus niet rechtsgeldig en wordt om die reden vernietigd.
4.13.
De door [verzoekster] verzochte loondoorbetaling wordt toegewezen vanaf 22 april 2025 tot het moment dat een rechtsgeldig einde komt aan de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de loonvordering van [verzoekster] op grond van artikel 7:680a BW te matigen, zoals door Hema verzocht. Van [verzoekster] kon, vanwege haar ziekte, het stilgevallen re-integratietraject en de begrijpelijke impact van het onterecht gegeven ontslag op staande voet, niet worden verwacht dat zij zich in de tussentijd inspande om ander werk te vinden.
4.14.
Vast is komen te staan dat Hema zonder geldige reden vanaf 22 april 2025 de loondoorbetaling heeft stopgezet. Dat betekent dat [verzoekster] op grond van artikel 7:625 BW recht heeft op de wettelijke verhoging van 50% over het niet betaalde loon. Hema heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd en de kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen. De wettelijke verhoging wordt samen met de wettelijke rente toegewezen.
4.15.
Alvorens het verzoek van [verzoekster] tot wedertewerkstelling te beoordelen, zal de kantonrechter eerst het tegenverzoek van Hema bespreken.

5.De beoordeling van het tegenverzoek

5.1.
Op het voorwaardelijke verzoek van Hema om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, moet worden beslist. De voorwaarde waaronder Hema dat verzoek heeft gedaan, is namelijk vervuld, omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd.
5.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In artikel 7:669 lid 3 BW is bepaald wat een redelijke grond is. Ook is op grond van het eerste lid voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
5.3.
Aan haar ontbindingsverzoek legt Hema ten grondslag:
verwijtbaar handelen of nalaten (art. 7:669 lid 3 sub e BW);
een verstoorde arbeidsverhouding (art. 7:669 lid 3 sub g BW);
overige omstandigheden (art. 7:669 lid 3 sub h BW);
een combinatie van gronden (art. 7:669 lid 3 sub i BW).
Bij al deze gronden geldt als voorwaarde dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
a.
a) verwijtbaar handelen of nalaten?
5.4.
Aan deze grond legt Hema dezelfde stellingen ten grondslag als aan het ontslag op staande voet. Hiervoor is geoordeeld dat deze stellingen van Hema niet zijn komen vast te staan. Er is niet gebleken dat [verzoekster] zich schuldig heeft gemaakt aan fraude of diefstal. De eenmalige onjuiste urenregistratie moet, bij gebreke van de door Hema gestelde attendering in het systeem die zou dwingen tot controle, als niet meer dan een fout worden beschouwd en een fout is geen (ernstig) verwijtbare gedraging die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Dat uit een audit in augustus 2024 een aantal verbeterpunten is voortgevloeid voor [verzoekster] , maakt dat niet anders, nu het daarbij om andere dingen gaat. Uit de meeste audits komen verbeterpunten; dat is ook de bedoeling en het nut van een audit. Het niet-afrekenen van de kinderpyjama is mogelijk een kwestie van een omissie van de kassière, in combinatie met onoplettendheid van [verzoekster] . Daarvoor geldt ook dat dit geen aanleiding kan zijn voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.5.
Om de voorgaande reden kan het ontbindingsverzoek niet worden toegewezen op basis van de e-grond.
Geen verstoorde arbeidsverhouding en overige omstandigheden
5.6.
Vervolgens moet worden beoordeeld of tussen partijen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig ernstig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.7.
Hema heeft aangegeven dat zij [verzoekster] door alle gebeurtenissen niet langer als betrouwbare leidinggevende kan kwalificeren en om die reden niet verder wil met [verzoekster] . Nu niet is komen vast te staan dat [verzoekster] frauduleus zou hebben gehandeld bij de urenregistratie of bij het meenemen van de kinderpyjama, is – voor zover er al sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie – dit aan Hema zelf te wijten. Ook een filiaalmanager kan een fout maken. Dat maakt haar nog niet onbetrouwbaar. Het is Hema geweest die de zaak meteen op scherp heeft gezet door, in plaats van op informele wijze met [verzoekster] in gesprek te gaan, meteen haar bedrijfsrechercheur in te zetten en [verzoekster] te beschuldigen van diefstal en fraude. Ondanks deze ernstige beschuldigen heeft [verzoekster] aangegeven dat zij nog steeds bij Hema wil blijven werken en dat zij dat ook mogelijk acht. Zij is al sinds 1982 werkzaam voor Hema en wil graag tot haar pensioen bij Hema blijven werken, omdat zij het werk en de contacten met haar collega’s altijd erg heeft gewaardeerd. Het is de kantonrechter duidelijk dat de procedure rondom het ontslag en deze procedure de verstandhouding tussen partijen niet ten goede is gekomen. Toch kan op dit moment niet worden geoordeeld dat van Hema als grote werkgever niet langer kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst voor te laten duren. Zeker gelet op de positieve houding van [verzoekster] heeft de kantonrechter er vertrouwen in dat de verhoudingen tussen partijen, eventueel door middel van mediation, kunnen worden hersteld. De bal ligt wat dat betreft bij Hema: het is aan haar om [verzoekster] te rehabiliteren en de werkrelatie nieuw leven in te blazen.
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er dus geen sprake van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder g BW. Ook is niet gebleken van andere omstandigheden of een combinatie daarvan die maken dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. De door Hema verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt dan ook afgewezen.
5.9.
Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst in stand blijft en dat Hema wordt veroordeeld tot wedertewerkstelling van [verzoekster] . Alhoewel de kantonrechter er vertrouwen in heeft dat Hema [verzoekster] weer aan het werk zal laten gaan, zal de verzochte dwangsom worden toegewezen tot een bedrag van € 100,- per dag dat Hema hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,-.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Hema, omdat Hema ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoekster] voor het oorspronkelijke verzoek worden begroot op:
griffierecht € 257,-
gemachtigdensalaris € 814,- (2 punten)
nakosten
€ 135,-
totaal € 1.206,-
5.11.
Ook ten aanzien van het tegenverzoek komen de proceskosten voor rekening van Hema, omdat Hema ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op € 543,- aan gemachtigdensalaris (1 punt).

6.De beslissing

De kantonrechter
op het verzoek
6.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
6.2.
veroordeelt Hema om [verzoekster] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde is gekomen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat Hema hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,-;
6.3.
veroordeelt Hema tot betaling aan [verzoekster] van € 3.380,13 bruto per maand aan loon, vermeerderd met emolumenten zoals vakantiegeld, met ingang van 22 april 2025 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige loon;
6.4.
veroordeelt Hema tot betaling aan [verzoekster] van de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele betaling;
6.5.
veroordeelt Hema in de proceskosten van € 1.206,-;
6.6.
verklaart de veroordelingen onder 6.2. tot en met 6.5. uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
op het tegenverzoek
6.8.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af;
6.9.
veroordeelt Hema in de proceskosten van € 543,-;
6.10.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.B. Verkleij en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025.