Overwegingen
1. Eiser is geboren op [datum] 1992 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft op 17 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria discriminatie ervaart op grond van zijn christelijke religie. Ook stelt hij te vrezen voor aanvallen van de Fulani herders.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser op grond van zijn christelijke religie wordt gediscrimineerd, en evenmin dat hij problemen heeft met de Fulani herders.
3. Eiser stelt in beroep dat verweerder de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw te strikt en niet in lijn met de Kwalificatierichtlijntoegepast. Indien niet wordt voldaan aan één voorwaarde, zou dit niet automatisch moeten betekenen dat de asielaanvraag wordt afgewezen. Eiser meent dat hem het voordeel van de twijfel had moeten worden gegund omdat zijn asielrelaas in grote lijnen geloofwaardig is te beschouwen. Eiser wijst op het algemeen ambtsberichtwaarin is opgenomen dat er Nigeriaanse wetgeving is die godslastering strafbaar stelt, wat betekent dat de vrijheid van religie wordt aangetast. Ook is hij duidelijk geweest over het incident met de Fulani herders en hoe hij is ontkomen. Eiser stelt eenduidig te zijn geweest over het aantal personen dat hem heeft lastiggevallen door in de correcties en aanvullingen het juiste aantal te benoemen. Eind 2019 is de problematiek met de Fulani herders weer opgelaaid en eiser heeft daartoe een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat de politie onderzoek heeft gedaan. Verder beschikt eiser inmiddels over de originele medische verklaring inzake de dood van zijn vader. Verweerder kan deze onderzoeken. Hij stelt dat voldoende is toegelicht waarom de doodsoorzaak van zijn vader is te herleiden tot de problematische situatie in Nigeria. Eiser haalt in dat kader het arrest Paposhviliaan en stelt dat hij geen onomstotelijk bewijs hoeft te leveren dat hij bij terugkeer naar zijn land een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling die door artikel 3 van het EVRMwordt verboden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In verweerders nieuwe beleid, opgenomen in WI2024/6, in werking getreden op 1 juli 2024, staat dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas in twee stappen plaatsvindt. In stap 1 worden de feiten en omstandigheden geïdentificeerd en wordt het asielrelaas vastgesteld. Het asielrelaas bestaat alleen uit de feiten en omstandigheden die verband houden met of relevant zijn voor de beoordeling of de vreemdeling te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. Een asielrelaas kan bestaan uit één of meerdere (losse) asielmotieven. Onder het asielmotief vallen de feiten en omstandigheden die voor de vreemdeling reden vormen voor het aanvragen van bescherming. In stap 2 wordt de geloofwaardigheid van het asielmotief beoordeeld. Daarbij wordt eerst beoordeeld of het asielmotief voldoende is onderbouwd met objectieve bewijsstukken (stap 2a). Als een asielmotief niet of onvoldoende kan worden onderbouwd met objectieve documenten wordt een geloofwaardigheidstoets toegepast om tot een oordeel te komen over de geloofwaardigheid (stap 2b). In dat geval wordt getoetst aan de vijf cumulatieve voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Als het asielmotief onvoldoende is onderbouwd met documenten en de vreemdeling niet voldoet aan één of meerdere van de vijf voorwaarden, is het asielmotief niet geloofwaardig.
5. Het is niet onredelijk dat verweerder eerst heeft beoordeeld of eiser objectieve documenten heeft ingediend (stap 2a). Als dergelijke documenten aanwezig zouden zijn, is een uitgebreide geloofwaardigheidsbeoordeling namelijk niet noodzakelijk. In het geval van eiser heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat de documenten die eiser heeft overgelegd, de politieverklaring en de medische verklaring, geen objectieve documenten zijn die de asielmotieven staven. Daarbij komt dat de vaststelling van verweerder, dat geen objectieve documenten zijn overgelegd, niet betekent dat het asielmotief per definitie ongeloofwaardig wordt geacht. Dit volgt namelijk niet uit WI 2024/6. In deze werkinstructie staat dat verweerder met stap 2b rekening houdt met de omstandigheid dat van een vreemdeling doorgaans niet verwacht kan worden dat hij zijn relaas volledig met bewijsmateriaal staaft. Ook het bestreden besluit bevat geen aanknopingspunten voor de conclusie dat verweerder het asielmotief op voorhand ongeloofwaardig vindt omdat geen objectieve documenten zijn overgelegd. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser heeft beoordeeld en deze verklaringen ongeloofwaardig vindt, omdat deze geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Dit komt overeen met het bepaalde in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Om die reden is de gestelde vrees van eiser ongeloofwaardig geacht. De beoordeling van de verklaringen van eiser heeft dan ook een prominente rol gekregen bij de besluitvorming. Bij deze beoordeling zijn eveneens de door eiser overgelegde stukken betrokken. In zoverre wordt in deze zaak geen wezenlijk verschil geconstateerd met de voorgaande geloofwaardigheidsbeoordeling zoals die vóór 1 juli 2024 met toepassing van WI 2014/10 zou zijn verricht.
6. Verweerder was daarnaast niet gehouden om te motiveren of eiser het voordeel van de twijfel moet worden gegund, aangezien dit pas aan de orde is indien wordt voldaan aan alle voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet samenhangend en aannemelijk heeft verklaard. De rechtbank wijst in dat verband op wat hierna wordt overwogen.
7. Verweerder heeft terecht overwogen dat discriminatie op basis van religie volgens de Nigeriaanse grondwet is verboden. Het feit dat godslastering ook strafbaar is gesteld in Nigeria, doet daar niet aan af. Vooropgesteld kan worden dat eiser, ongeacht zijn religie, een baan heeft gekregen bij de overheid. Dat hij minder salaris of kansen kreeg dan zijn collega’s wegens zijn christelijke geloofsovertuiging, is slechts een vermoeden van eiser dat op geen enkele wijze is onderbouwd. Verder kan discriminatie enkel leiden tot een inwilliging van een asielaanvraag indien eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de gestelde discriminatie dusdanig ernstige beperkingen van zijn bestaansmogelijkheid heeft opgeleverd dat het voor hem onmogelijk is geweest om op maatschappelijk en sociaal gebied in Nigeria te kunnen functioneren.Gelet op het feit dat eiser een studie heeft gevolgd en ook werk heeft gevonden, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij ernstig in zijn bestaansmogelijkheden is belemmerd.
8. Wat betreft de gestelde problemen met de Fulani herders, had van eiser meer concreetheid verwacht mogen worden. Het betreft hier immers de kern van zijn asielrelaas. Eiser heeft geen eenduidig aantal kunnen geven van het aantal mensen dat hem zou hebben achtervolgd. Het wekt bevreemding dat eiser tijdens het nader gehoor alle tijd en ruimte is geboden om duidelijkheid te verstrekken, maar dat hij pas bij de correcties en aanvullingen heeft kunnen vertellen door hoeveel personen hij werd achtervolgd. Bovendien zijn de correcties en aanvullingen bedoeld om eventuele spelfouten of vertaalfouten te corrigeren, en niet om de inhoud van de verklaringen aan te passen zonder nadere toelichting. Ook heeft eiser nog altijd niet toegelicht hoe hij ondanks zijn val heeft weten te ontkomen aan zijn achtervolgers.
9. De door eiser overgelegde politieverklaring uit 2019, waaruit blijkt dat hij melding heeft gemaakt van een aanval door de Fulani herders, toont ook niet aan dat het gestelde incident in 2016 heeft plaatsgevonden. Deze verklaring staat overigens op gespannen voet met eisers verklaring tijdens het nader gehoor dat hij sinds het incident van 2016 zelf persoonlijk niets meer heeft meegemaakt met de Fulani herders.Eiser maakt met deze verklaring dan ook verder ook niet aannemelijk dat hij persoonlijk problemen heeft met de Fulani herders. De politieverklaring is pas in beroep overgelegd, terwijl deze dateert van 19 november 2019. Dat eiser tijdens het nader gehoor niet heeft benoemd dat hij melding heeft gemaakt bij de politie van een aanval door de Fulani herders, en dat hij daarvan een verklaring heeft, is ook bevreemdingwekkend.
10. Verweerder heeft in de besluitvorming al een standpunt ingenomen over de medische verklaring omtrent de dood van eisers vader. De verklaring biedt geen houvast voor de beoordeling van eisers asielrelaas. Daargelaten dat deze niet ziet op eiser persoonlijk, is de enkele verklaring dat de medische complicaties van zijn vader naar verluid te maken hebben met spanningen door de Fulani herders onvoldoende om het relaas te onderbouwen. Een echtheidsonderzoek naar de medische verklaring is dan ook niet nodig, nu dit document geen betekenis heeft voor de beoordeling van het asielrelaas. Eisers beroep op het arrest Paposhvili slaagt alleen al daarom niet.
11. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.