ECLI:NL:RBDHA:2025:21772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
NL.24.5224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leeftijdsvaststelling in asielprocedure met betrekking tot registratie in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de leeftijd van de eiser ter discussie staat. De eiser, een Eritreeër, heeft asiel aangevraagd in Nederland na zijn binnenkomst via Italië. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag ingewilligd, maar heeft twijfels over de door eiser opgegeven geboortedatum. Eiser stelt dat hij geboren is op [geboortedatum 1] 2005, terwijl de Italiaanse registratie aangeeft dat hij geboren is op [geboortedatum 2] 1999. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende onderzoek heeft gedaan naar de leeftijd van eiser en deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij uitgaat van de Italiaanse registratie. Eiser heeft geen plausibele verklaring gegeven voor de discrepantie in geboortedatums en de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser meerderjarig is. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.5224
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder (hierna: de minister)
(gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Procesverloop

1.1.
Bij besluit van 16 januari 2024 (bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van de minister en G. Ogbamichael als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

Relevante feiten
2.1.
Eiser heeft de Eritrese nationaliteit. Eiser is via Italië de Europese Unie ingereisd. Hij is daar geregistreerd, maar heeft geen asiel aangevraagd. Daarna is hij doorgereisd naar Nederland. Op 27 oktober 2021 heeft hij hier asiel aangevraagd.
2.2.
Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is geboren op
[geboortedatum 1] 2005. Hij heeft Eritrea verlaten omdat hij vreest voor de Eritrese autoriteiten. Hij heeft Eritrea illegaal verlaten en is bang om te worden gearresteerd en in militaire dienst te moeten. Hij is bang dat hij dat niet overleeft.
Het bestreden besluit
3.1.
De minister heeft de asielaanvraag ingewilligd. Hij heeft zowel eisers verklaringen over zijn naam, nationaliteit en herkomst als zijn verklaringen over zijn illegale uitreis geloofwaardig geacht. De door eiser opgegeven geboortedatum acht de minister niet geloofwaardig. De minister gaat uit van de geboortedatum die volgt uit de registratie in Italië. Aan eiser is een verblijfsvergunning asiel toegekend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze vergunning is verleend met ingang van 27 oktober 2021 en is geldig tot 27 oktober 2026.
3.2.
In zijn verweerschrift heeft de minister toegelicht dat eiser zijn gestelde leeftijd niet kan aantonen met documenten en de door eiser opgegeven geboortedatum niet wordt gevolgd. Ook is er een leeftijdsschouw uitgevoerd waaruit blijkt dat er wordt getwijfeld over eisers leeftijd. De AVIM heeft geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd van eiser. De IND concludeert dat er verder onderzoek naar de leeftijd zal moeten plaatsvinden en dat op basis van enkel de uiterlijke kenmerken niet geconcludeerd kan worden of eiser meerderjarig of minderjarig is. De minister heeft daarom verder onderzoek gedaan en informatie opgevraagd bij de Italiaanse autoriteiten. In Italië is geregistreerd dat eiser is geboren op [geboortedatum 2] 1999 en niet op [geboortedatum 1] 2005 zoals hij zelf verklaart. De minister gaat ervan uit dat de registratie in Italië is gebaseerd op eisers eigen verklaring. Nu eiser, aldus de minister, geen plausibele verklaring kon geven voor het feit dat de geboortedatum in Italië afwijkt van de datum die hij in Nederland heeft opgegeven, gaat de minister ervan uit dat eiser is geboren op [geboortedatum 2] 1999.
Heeft de minister deugdelijk gemotiveerd waarom hij uitgaat van de registratie in Italië?
4.1.
Eiser betoogt dat de minister zijn verklaringen over zijn geboortedatum ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht en niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij uitgaat van de registratie in Italië. Hij voert aan dat het volledig onduidelijk is op welke grond de AVIM oordeelt dat er twijfel bestaat over de leeftijd van eiser. Hij kan zich niet goed herinneren wat er in Italië is gebeurd omdat hij destijds erg ziek was. Eiser is van mening dat het op de weg van de minister had gelegen om medisch leeftijdsonderzoek te verrichten. De minister had, nu er in Nederland werd getwijfeld aan zijn leeftijd en in het licht van de zorgplicht voor minderjarigen, niet mogen uitgaan van de meerderjarigheid van eiser zonder nader medisch (leeftijds)onderzoek te doen. Die plicht volgt volgens eiser uit paragraaf 2.4.2 van de Werkinstructie 2023/6. Daarbij heeft eiser een doopakte overgelegd. Door dit na te laten, is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen.
4.2.
In haar uitspraken van 9 oktober 2024 [2] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) uiteengezet hoe moet worden omgegaan met een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat. Zij heeft geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is op een dergelijke registratie. Dit betekent niet dat de minister daaraan geen gewicht mag toekennen. De leeftijd van een vreemdeling zal moeten worden beoordeeld met toepassing van het nationale bestuursrechtelijke bewijsrecht, met inachtneming van wat daarover aanvullend in het Unierecht is bepaald. Dat betekent dat het in beginsel aan de vreemdeling is om zijn geboortedatum aannemelijk te maken. [3] De minister moet, aldus de Afdeling, desondanks uitgaan van het vermoeden dat een vreemdeling minderjarig is, als een vreemdeling dat stelt en daarover twijfel bestaat. Het is dan aan de minister om dat vermoeden te ontzenuwen. Daarbij zal de minister steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Hij zal daarbij steeds alle feiten en omstandigheden moeten meewegen. Als aan de leeftijdsregistratie alleen een eigen verklaring van een vreemdeling ten grondslag ligt, zal de minister moeten informeren onder welke omstandigheden deze verklaring is afgelegd. De vreemdeling zal een plausibele verklaring moeten geven voor deze afwijkende verklaring, omdat die in beginsel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn andere verklaringen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende heeft onderzocht en deugdelijk heeft gemotiveerd dat en waarom hij uitgaat van de registratie in Italië. Uit het verweerschrift blijkt dat de verklaringen van eiser, dat de registratie onjuist is, weinig inzicht geven over hoe het kan dat in Italië de verkeerde geboortedatum is genoteerd. Eiser heeft geen plausibele verklaring gegeven op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat die verklaring in Italië onjuist zou zijn. Het feit dat eiser, zoals hij stelt, ziek is geworden tijdens de overtocht verklaart dit volgens de minister niet. Daarnaast heeft eiser een kopie van een doopakte overgelegd. Dit is echter geen identificerend document zoals bedoeld in paragraaf C1/4.1.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 en bevat geen pasfoto. Het document is bovendien met de hand geschreven en kan niet door Bureau Documenten worden onderzocht. Aan dit document kan dus geen bewijskracht toekomen. Daarom weegt de doopakte niet mee in eisers voordeel. Eiser heeft ook overigens geen officiële identificerende documenten overgelegd. Nu uit de schouw twijfel is ontstaan over eisers leeftijd, hij in Italië geregistreerd is als meerderjarig en hij hier geen afdoende verklaring voor heeft gegeven, hij enkel een kopie van een met de hand geschreven doopakte heeft overgelegd en geen identificerende documenten, is de minister conform WI 2025/1 terecht uitgegaan van de meerderjarige leeftijd.

Conclusie

5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.L. van der Pijl, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De indiener van het hoger beroep kan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.ABRvS 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992, r.o. 6.9 tot 7.3. en ABRvS 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4086.
3.Dat volgt uit artikel 31 van de Vw 2000.