ECLI:NL:RBDHA:2025:21775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
Nl24.21902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van onvoldoende bewijs van familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 2005 en met de Guinese nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar gestelde moeder in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat de identiteit van eiseres niet voldoende aannemelijk was gemaakt, waardoor de familierechtelijke relatie niet kon worden vastgesteld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 24 september 2025 de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat de beoordeling van de inkomenseisen van referente onvoldoende was, en dat de Gezinsherenigingrichtlijn (Gri) ten onrechte niet was toegepast. De rechtbank oordeelde echter dat de familierechtelijke relatie niet vaststond, omdat de identiteit van eiseres niet was aangetoond. Hierdoor kon eiseres geen rechten ontlenen aan de Gri. De rechtbank concludeerde dat verweerder op juiste gronden had gehandeld en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagde.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder van het horen van eiseres kon afzien, aangezien in het bezwaarschrift alleen was verzocht om referente te horen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak werd gedaan door rechter R. Hirzalla, in aanwezigheid van griffier W.L. van der Pijl, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.21902
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

( [gemachtigde verweerder] ).

Inleiding

1.1.
Eiseres heeft een mvv [1] aangevraagd met het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [naam] (referente). Deze aanvraag is met het besluit van 23 september 2022 (het primaire besluit) afgewezen.
1.2.
Met het besluit van 26 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond besluitvorming
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 2005 en heeft de Guinese nationaliteit. Eiseres wil bij referente, haar gestelde moeder, in Nederland verblijven. Referente stelt geboren te zijn op [geboortedatum 2] 1988. Op 18 november 2021 heeft referente ten behoeve van eiseres een aanvraag ingediend voor een mvv met het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [naam] . In het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat de identiteit van eiseres onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Daardoor is het niet mogelijk om de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente vast te stellen. Ook is niet voldaan aan het middelenvereiste. Referente ontvangt namelijk sinds 27 juli 2023 tot op heden een uitkering in het kader van de Participatiewet. Zij doet hiermee een beroep op de openbare kas en kan dus niet in een zelfstandig inkomen voorzien. Zij is ook niet vrijgesteld van het middelenvereisten. Nu de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet aannemelijk is gemaakt, is de afwijzing van de aanvraag niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [2] . In het geval er wel sprake was van familie- of gezinsleven, dan had de belangenafweging niet in het voordeel van eiseres uitgevallen, zoals overwogen in het primaire besluit.
Beoordeling van de beroepsgronden
4.1.
Eiseres voert aan dat er alleen is beoordeeld of referente voldoet aan de inkomenseis of de formele vrijstelling daarvoor. Dit is echter onvoldoende omdat binnen deze beoordeling in geheel de vluchtelingenachtergrond van eiseres ontbreekt. Eiseres is dan ook van mening dat de Gezinsherenigingrichtlijn (Gri) ten onrechte niet is toegepast. Zij verwijst daarvoor naar verschillende uitspraken van de Afdeling [3] waaruit volgt dat de Gri en de achtergrond binnen een reguliere procedure dienen te worden betrokken en meegewogen. Daarnaast is in het bestreden besluit ten onrechte alleen een afweging gemaakt op grond van artikel 8 van het EVRM. Omdat het om een subjectief recht gaat is artikel 17 van de Gri ook van toepassing. Verweerder heeft dus niet de juiste afweging gemaakt door slechts aan artikel 8 van het EVRM te toetsen. Als laatste voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet is gehoord.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet vast is komen te staan omdat de identiteit van eiseres niet is aangetoond. Eiseres kan dus geen rechten ontlenen aan de Gri omdat het niet aannemelijk is dat zij gezinsleden zijn in de zin van artikel 4 van de Gri. Verweerder heeft daarom op juiste gronden, naast artikel 8 van het EVRM, niet ook aan artikel 17 van de Gri getoetst. De uitspraken die eiseres heeft aangehaald, zijn niet van toepassing op de situatie van eiseres omdat in deze zaken wél sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 4 van de Gri. In het bestreden besluit is op pagina 3 opgemerkt dat verweerder het wel aannemelijk acht dat referente de moeder is van eiseres. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegelicht dat dit een verschrijving is. De rechtbank gaat daar gelet op de overige inhoud van het bestreden besluit ook van uit. De beroepsgrond dat de Gri betrokken had moeten worden in de beoordeling, slaagt niet.
4.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder van het horen van eiseres heeft kunnen afzien. In het bezwaarschrift is enkel verzocht aan verweerder om referente te horen. Om die reden is referente gehoord. Indien eiseres naast referente gehoord had willen worden, lag het op de weg van eiseres om dit kenbaar te maken. Overigens mag van referente worden verwacht dat zij voldoende in staat is om de situatie van eiseres toe te lichten. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.L. van der Pijl, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De indiener van het hoger beroep kan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2548