ECLI:NL:RBDHA:2025:21775
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van onvoldoende bewijs van familierechtelijke relatie
In deze zaak heeft eiseres, geboren in 2005 en met de Guinese nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar gestelde moeder in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat de identiteit van eiseres niet voldoende aannemelijk was gemaakt, waardoor de familierechtelijke relatie niet kon worden vastgesteld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 24 september 2025 de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat de beoordeling van de inkomenseisen van referente onvoldoende was, en dat de Gezinsherenigingrichtlijn (Gri) ten onrechte niet was toegepast. De rechtbank oordeelde echter dat de familierechtelijke relatie niet vaststond, omdat de identiteit van eiseres niet was aangetoond. Hierdoor kon eiseres geen rechten ontlenen aan de Gri. De rechtbank concludeerde dat verweerder op juiste gronden had gehandeld en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagde.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder van het horen van eiseres kon afzien, aangezien in het bezwaarschrift alleen was verzocht om referente te horen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak werd gedaan door rechter R. Hirzalla, in aanwezigheid van griffier W.L. van der Pijl, en is openbaar gemaakt.