Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig eurocent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 5 juni 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging. De aanvragen waren gedaan voor verblijf bij zijn referent. De minister van Asiel en Migratie had op 17 september 2024 de Nederlandse ambassade in Istanbul gemachtigd om aan verzoeker een mvv te verlenen. Verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de minister niet binnen de geldende termijn op de aanvragen beslist en heeft hij de aanvraag hangende het beroep ingewilligd, waardoor hij geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 18 november 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.