ECLI:NL:RBDHA:2025:2188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
NL24.38189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Congolese eiseres wegens gebrek aan relevante nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Congolese eiseres. De eiseres had een asielaanvraag ingediend, nadat eerdere aanvragen waren afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep van de eiseres tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, die de aanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen. De eiseres stelde dat zij vanwege haar politieke activiteiten in Congo problemen had ondervonden en dat de documenten die zij had overgelegd, waaronder een verklaring van de politieke partij Ecidé, relevant waren voor haar aanvraag. De rechtbank oordeelde echter dat de overgelegde documenten niet als relevante nieuwe feiten konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij een reëel risico liep op vervolging in Congo. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38189

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1989 en de Congolese nationaliteit te hebben. Eiseres heeft op 11 januari 2022 een eerste asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag is bij besluit van 26 januari 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond. Het daartegen gerichte beroep van eiseres is ongegrond verklaard, waarmee dit besluit in rechte is vast komen te staan. [2] Op 17 mei 2022 heeft eiseres opnieuw een asielaanvraag ingediend. Deze asielaanvraag heeft verweerder bij besluit van 27 mei 2022 buiten behandeling gesteld. Eiseres heeft daar geen beroep tegen ingesteld, waardoor dat besluit ook in rechte vaststaat.
2. Op 21 juni 2022 heeft eiseres de huidige asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft zij een stempas, een lidmaatschapskaart van de politieke partij Ecidé en een verklaring van deze partij van 20 augustus 2022 ten grondslag gelegd. Hiermee stelt eiseres aan te tonen dat zij door de activiteiten die zij voor deze partij heeft verricht negatief in beeld is gekomen bij de Congolese veiligheidsdienst en problemen heeft gekregen tijdens haar stageperiode bij de [bank] ( [bank] ).
3. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de overgelegde documenten niet kunnen worden aangemerkt als relevante nieuwe elementen en bevindingen. Om die reden acht verweerder nog altijd ongeloofwaardig dat eiseres stagiaire is geweest bij de [bank] en bij die bank problemen heeft gehad met een leidinggevende. Tot slot heeft eiseres met de overgelegde documenten niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege haar politieke mening te vrezen heeft voor vervolging in Congo.
4. Eiseres voert aan dat verweerder de nieuwe overgelegde documenten ten onrechte niet aanmerkt als relevante nieuwe elementen en bevindingen. De verklaring van Ecidé is duidelijk en spreekt voor zich. Verder heeft Ecidé er geen belang bij om zomaar het verhaal van eiseres te bevestigen. Verder maakt verweerder ten onrechte het verwijt dat eiseres niet in de eerdere procedures naar voren heeft gebracht dat ze lid was van een politieke partij. Ter onderbouwing hiervan verwijst ze naar het arrest XY [3] en artikel 40, vierde lid, van de Procedurerichtlijn [4] . Daarnaast heeft de rol die eiseres had binnen de politieke partij ertoe geleid dat ze wordt gezien als bedreiging. In hoeverre zij die rol heeft ingevuld, is dan ook niet relevant. Tot slot hecht verweerder ten onrechte geen waarde aan de overgelegde documenten. Ze zijn immers niet vals bevonden. Daarbij dient door verweerder elk document op zichzelf en in samenhang te worden beoordeeld en dat heeft verweerder niet goed gedaan, aldus eiseres.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt allereerst met partijen vast dat verweerder de huidige asielaanvraag inhoudelijk heeft beoordeeld. Om die reden laat eiseres op zitting de grond over het verwijt dat zij niet in een eerdere procedure naar voren heeft gebracht dat ze lid was van een politieke partij, met de verwijzing naar het arrest XY en artikel 40, vierde lid, van de Procedurerichtlijn, vallen. Deze beroepsgrond behoeft derhalve geen beoordeling meer.
6. BD [5] heeft vastgesteld dat de authenticiteit van de overgelegde documenten (lidmaatschapskaart en verklaring) niet kan worden vastgesteld, zodat deze documenten niet de waarde kunnen krijgen die eiseres wil. Anders dan eiseres stelt, heeft verweerder in het voornemen en het bestreden besluit deze documenten kenbaar op zichzelf en in samenhang met de verklaringen van eiseres beoordeeld.
7. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze overgelegde documenten niet als relevante nieuwe feiten of omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Hierbij heeft verweerder terecht van belang geacht dat de inhoud van de verklaring van Ecidé is gebaseerd op de verklaringen van eiseres. [6] De enkele niet onderbouwde stelling dat dit nadien is geverifieerd door Ecidé heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Eiseres heeft namelijk nagelaten inzicht te geven op welke wijze dit heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft verweerder terecht tegengeworpen dat het lidmaatschapsnummer op de verklaring niet overeenkomt met het lidmaatschapsnummer op de lidmaatschapskaart, zodat dit terecht in het nadeel van eiseres is meegewogen. Dat dit een administratieve fout zou betreffen, wordt niet gevolgd. In de zienswijze heeft eiseres weliswaar aangegeven dit verschil nader te onderzoeken, maar ze heeft nagelaten om hier duidelijkheid over te geven.
8. Tot slot heeft verweerder ten overvloede kunnen oordelen dat de rol die eiseres stelt te hebben vervuld slechts marginaal van aard is, zodat ook hieruit niet is gebleken dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade. Dat eiseres stelt dat het niet relevant is op welke wijze zij een rol heeft vervuld bij Ecidé wordt niet gevolgd. Het is aan eiseres om haar asielrelaas te onderbouwen. Dit betekent dan ook dat het op haar weg lag om aannemelijk te maken dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege haar gestelde rol bij Ecidé.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar politieke overtuiging problemen heeft gekregen tijdens haar stageperiode bij de [bank] . Ook heeft verweerder ongeloofwaardig kunnen achten dat eiseres negatief in beeld is gekomen bij de Congolese veiligheidsdienst.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 februari 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid jo. artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Haarlem) 17 februari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1897.
3.HvJEU 9 september 2021, ECLI:EU:C:2021:710.
4.Richtlijn 2013/32/EU.
5.Bureau Documenten.
6.Rapport gehoor opvolgende aanvraag van 23 september 2024, p. 6 van 9.