ECLI:NL:RBDHA:2025:21949

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
NL25.24546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende zwaarwegende vrees voor eerwraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Jordaanse nationaliteit, heeft op 25 mei 2023 een asielaanvraag ingediend, waarin hij vrees voor eerwraak aanvoert. Eiser stelt dat hij in 2016 een relatie heeft gehad met een getrouwde vrouw, wat leidde tot mishandeling door haar broer. Ondanks eerdere incidenten en een aanval op zijn ouderlijk huis, oordeelt de rechtbank dat de vrees voor vervolging niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank volgt het standpunt van de minister van Asiel en Migratie, die de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Jordanië te vrezen heeft voor mishandeling of moord door de familie van de vrouw. De rechtbank wijst erop dat eiser eerder in Jordanië heeft verbleven zonder verdere problemen en dat hij niet tijdig asiel heeft aangevraagd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

[V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J. de Jong),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.P. Arts).

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1996 en de Jordaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 25 mei 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij in 2016 een relatie is aangegaan met een getrouwde vrouw, [naam 1] . Haar broer is achter de affaire gekomen. Op 17 juni 2019 is eiser mishandeld door de broer van [naam 1] en zijn vrienden. Hij is behandeld in het ziekenhuis en heeft aangifte gedaan. Deze aangifte is vervolgens ingetrokken, omdat de stammen in het conflict wilden bemiddelen. Eind 2022 heeft eiser zijn relatie met [naam 1] hervat. Daar is haar broer achter gekomen, waarna hij [naam 1] heeft mishandeld. Op 15 december 2022 is eisers ouderlijk huis aangevallen. Hij vreest bij terugkeer naar Jordanië om slachtoffer te worden van eerwraak.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De gestelde problemen met de familie van [naam 1] heeft verweerder niet beoordeeld op geloofwaardigheid, omdat op voorhand duidelijk is dat de verklaringen niet zwaarwegend genoeg zijn om te leiden tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Verder is de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was.
3. Eiser stelt in beroep dat verweerder niet onderbouwt op basis waarvan wordt gesteld dat de eerwraak niet meer zal worden voltrokken. De schending van de eer van de clan was dermate ernstig dat hoe dan ook gewraakt zal worden, vooral als het een tweede maal is gebeurd en er al een moordaanslag heeft plaatsgevonden. Daarnaast stelt verweerder dat eiser bescherming kan krijgen van de Jordaanse autoriteiten, maar heeft niet onderzocht of dit daadwerkelijk zo is. Aangifte doen is niet hetzelfde als beschermd worden door autoriteiten. Bekend is dat mensen die worden bedreigd met eerwraak vaak alleen in 'beschermde detentie' geplaatst kunnen worden, dat is geen adequate bescherming. Ook houdt verweerder geen rekening met de clanstructuur en wijze van afhandeling van onderlinge problemen door clans. Tot slot stelt eiser dat van een kennelijke ongegrondheid al helemaal geen sprake kan zijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de aangevoerde problemen er niet toe leiden dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft, dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Jordanië. Daarvoor is het volgende redengevend.
5. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft om mishandeld of vermoord te worden door de familie van [naam 1] . De problemen met haar familie zijn van enige tijd geleden. Eiser heeft na de eerdere confrontatie en mishandeling zonder verdere problemen in Jordanië kunnen verblijven. Ondanks dat hij vogelvrij is verklaard, is er niets noemenswaardigs gebeurd met hem. Dit terwijl hij zich zelfs heeft schuilgehouden op één van de etages van het huis waar zijn familie woonde. Hoewel sprake was van een opleving van de relatie met [naam 1] in 2022, blijkt geenszins dat eiser op dit moment nog problemen zal ervaren met haar familie. Dat eerwraak volgens eiser niet is gebonden aan een tijdslimiet, maakt niet dat hij gevolgd moet worden in zijn vrees.
6. Verder heeft verweerder eiser terecht tegengeworpen dat indien hij bij terugkeer wel problemen ondervindt, het aan hem is alle mogelijkheden van bescherming uit te putten. Niet is gebleken dat de (hogere) autoriteiten eiser geen bescherming kunnen of willen bieden. Eiser heeft eerder aangifte gedaan en uit de overgelegde stukken volgt dat dit ook effectief is geweest. Er is immers een arrestatiebevel uitgebracht voor de broer van [naam 1] . Eiser heeft een en ander echter zelf niet afgewacht, maar heeft de aangifte ingetrokken. Zijn stelling dat hij dit onder dwang van de clans heeft gedaan, betekent niet dat hij zich niet nogmaals kan wenden tot de autoriteiten voor bescherming. Uit de overgelegde informatie van VluchtelingenWerk valt niet af te leiden dat dit voor eiser persoonlijk onmogelijk is. Zo blijkt ook uit de overgelegde mailwisseling met [naam 2] juist dat de autoriteiten in Jordanië bescherming kunnen bieden wanneer sprake is van eerwraak. Indien eiser van mening is dat de geboden bescherming niet adequaat is, is het aan hem om daarover te klagen in Jordanië.
7. Eiser is Nederland ingereisd op 25 februari 2023. Hij heeft echter pas op 25 mei 2023 asiel aangevraagd. Bij een oprechte, dringende behoefte aan bescherming, ligt het in de lijn der verwachting dat eiser zich zo spoedig mogelijk zou hebben gemeld bij de eerste beschikbare autoriteiten van een Europese lidstaat met het verzoek om bescherming, ongeacht of hij op dat moment rust nodig had omdat hij depressief was en veel stress ervaarde. Dat eiser het land eerst wilde verkennen voordat hij asiel zou aanvragen, omdat het hem en zijn familie handig leek om de procedure pas te starten wanneer hij uitgerust was, is onvoldoende om in dit geval van die eis af te wijken. Verweerder heeft de asielaanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw, nu eiser zich zonder gegronde reden pas drie maanden na binnenkomst in Nederland heeft gemeld voor asiel.
8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 november 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.