ECLI:NL:RBDHA:2025:21953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
25/2482
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door het Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2025, met zaaknummer SGR 25/2482, wordt het beroep van de staatssecretaris van Defensie tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) behandeld. De staatssecretaris had op 13 februari 2024 een verzoek ingediend om de mate van arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werknemer te herbeoordelen. Omdat het Uwv niet binnen de wettelijke termijn op dit verzoek had gereageerd, heeft de staatssecretaris op 23 april 2024 een ingebrekestelling verstuurd. Het Uwv bevestigde de ontvangst van deze ingebrekestelling op 25 april 2024 en gaf op 25 juni 2024 een dwangsombeschikking af.

Echter, de staatssecretaris heeft pas op 25 maart 2025 beroep ingesteld, bijna een jaar na de ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend, omdat er geen actie is ondernomen tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroep. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/2482

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2025 in de zaak tussen

de staatssecretaris van Defensie, eiser

(gemachtigde: mr. M.H.G. In de Braekt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het Uwv
(gemachtigde: mr. E. Lipman).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het Uwv op zijn verzoek van 13 februari 2024 om de mate van arbeidsongeschiktheid van zijn (ex-)werknemer, [naam] , te herbeoordelen in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk-niet ontvankelijk is, omdat eiser het beroepschrift onredelijk laat heeft ingediend. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
2. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zoals in deze zaak, is het niet aan een termijn gebonden. Het beroep is niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. [1]
3. Op 13 februari 2024 heeft eiser zijn herbeoordelingsverzoek bij het Uwv ingediend. Omdat er binnen de wettelijke termijn geen beslissing op het verzoek werd genomen, heeft eiser op 23 april 2024 een ingebrekestelling verstuurd naar het Uwv. Het Uwv heeft de ontvangst daarvan op 25 april 2024 bevestigd.
4. Op 25 juni 2024 heeft het Uwv een dwangsombeschikking afgegeven.
5. Eiser heeft op 25 maart 2025 beroep ingesteld. Dat is bijna een jaar na het versturen van de ingebrekestelling op 23 april 2024. Uit de stukken blijkt niet van enige contactmomenten na de ingebrekestelling. Dit betekent dat eiser in de periode tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroep op 31 maart 2025 bijna een jaar geen actie heeft ondernomen om een besluit op zijn herbeoordelingsverzoek te verkrijgen. Van een geldige reden hiervoor blijkt niet uit het dossier. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van S.I. Teunissen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar artikel 6:12, eerste lid, van de Awb, in samenhang met het vierde lid van dat artikel.