In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 november 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 22 maart 2024. De rechtbank oordeelde dat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had gereageerd op de ingebrekestelling die op 23 juni 2025 was ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep heeft ingesteld, wat de grond voor de uitspraak vormde. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen zestien weken, of binnen acht weken indien eiser inmiddels is gehoord over zijn asielmotieven, alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 453,50, die door de minister moet worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.