Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 17 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat België verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat zijn beroep niet tijdig zou worden behandeld binnen de overdrachtstermijn zoals vastgesteld in de Dublinverordening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling was genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, en dat de betrokken belangen een spoedige beslissing vereisten. De rechtbank had eerder besloten om de behandeling van het beroep aan te houden, omdat er vragen waren gerezen over de opvang van alleenstaande mannelijke asielzoekers in België. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder woog dan het belang van de minister om verzoeker eerder over te dragen aan België.
Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toegewezen, en werd het bestreden besluit geschorst totdat er op het beroep was beslist. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 907 werden vastgesteld. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.