Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam] , verzoeker
van Turkse nationaliteit,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker van Turkse nationaliteit die in beroep is gegaan tegen een besluit van de minister van Justitie en Veiligheid, waarin werd medegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming na 4 maart 2024 zou eindigen. De verzoeker heeft op 31 oktober 2025, samen met zijn echtgenote en haar dochter, de zitting bijgewoond, waarbij ook de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat dit niet meer nodig is, aangezien het beroep van de verzoeker op dezelfde dag ongegrond is verklaard in een andere uitspraak (zaaknummer NL24.35493). Het bestreden besluit van de minister is in stand gelaten, waardoor de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening heeft afgewezen.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Ruiter.