Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 8 september 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 22 september 2025 heeft de minister de maatregel opgeheven, omdat eiser was overgedragen aan Zwitserland. De rechtbank heeft op 24 september 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft zich in haar beoordeling beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was, ondanks de argumenten van eiser dat er een lichter middel had moeten worden toegepast. Eiser had zich meewerkend opgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden, waaronder het ontbreken van identificerende documenten en een vaste woon- of verblijfplaats, een significant risico op onttrekking aan het toezicht met zich meebrachten. De rechtbank concludeerde dat de minister de maatregel van bewaring deugdelijk had gemotiveerd en dat er geen andere afdoende maar minder dwingende maatregelen konden worden toegepast.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter F.A. Groeneveld, in aanwezigheid van griffier D.M. Abrahams, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.