Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 augustus 2025.;
- het verweerschrift van de moeder van 15 oktober 2025.
2.De feiten
3.Het verzoek
Beide ouders willen werken aan contactherstel met de kinderen. [minderjarige] vindt het belangrijk dat zij op een veilige en fijne manier contact kan hebben met haar vader. Sensazorg heeft een plan gemaakt waarbij dit contact op een rustige manier opgebouwd kan worden. Er is gestart met videobellen onder begeleiding. Het doel is dat [minderjarige] weer onbegeleid bij haar vader kan zijn. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk om regie te houden op de omgang met de vader, zodat dit niet langer stil blijft staan. Hierbij is het van belang dat dit veilig gebeurt en dat er aan de minimale voorwaarden wordt voldaan. Ter zitting heeft de jeugdbeschermer aangevuld dat zij de wensen van [minderjarige] over het contact met de vader zal bespreken met Sensazorg. Ook zal besproken worden dat [minderjarige] het er moeilijk mee heeft als zij merkt haar vader verdriet heeft als zij het contact in een lager tempo wil opbouwen dan hij wenst. Het belang van [minderjarige] dient altijd voorop te staan en [minderjarige] moet niet (meer) belast worden met volwassenproblematiek. Zonder emotionele toestemming voor onbelast contact met beide ouders, zal zij het gevoel hebben te moeten kiezen tussen haar ouders. Sensazorg moet intensieve opvoedondersteuning bieden en zicht houden op de veiligheidsafspraken en de minimale voorwaarden. Doordat de afspraken niet altijd door kunnen gaan en de omgang als prioriteit is gezien, is de overige opvoedondersteuning nog niet helemaal van de grond gekomen. In het verleden is gebleken dat hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende heeft geleid tot blijvende, positieve veranderingen.
4.Het standpunten van de belanghebbende
5.De beoordeling
In de opbouw van het contact met haar vader ervaart [minderjarige] druk; zij heeft het gevoel dat zij mede verantwoordelijk is voor de wensen en emoties van haar vader - die graag een snellere voortgang in de opbouw van het contact wil - en van haar moeder – die haar dochter graag dat contact gunt, maar ook gevaren ziet in de thuissituatie bij de vader en het moeilijk vindt om die zorgen niet te laten doorklinken tegenover [minderjarige] . Hoezeer het ook begrijpelijk is dat de moeder dit lastig vindt, is het belangrijk dat wordt gezien dat ook onuitgesproken weerstand en onderliggende controlebehoefte [minderjarige] kan belemmeren in het hebben van onbelast contact met haar vader. [minderjarige] vindt het moeilijk om onder woorden te brengen wat haar wensen zijn in de contactopbouw en zij is erg bang de ene of de andere ouder teleur te stellen of verdriet te doen. Dit levert bij haar spanning en stress op, en zij kan daar zelf ook verdrietig om zijn. Dit moet worden opgepakt door Sensazorg, zo heeft de jeugdbeschermer ter zitting onderkend, waarbij zowel de jeugdbeschermer als Sensazorg in gesprek moeten gaan met [minderjarige] over haar wensen en haar moeten begeleiden in het contact met haar vader. In dat verband is ter zitting besproken, en evenzeer door de jeugdbeschermer onderkend, dat het van groot belang is dat het contact tussen [minderjarige] en de vader de komende periode zal plaatsvinden via begeleide belmomenten waarbij het tempo van [minderjarige] leidend is, en daarna opgebouwd zal worden naar begeleide fysieke omgang. De zorgen van de moeder over de thuissituatie bij de vader mogen niet in de weg staan aan de ontwikkeling van [minderjarige] en de thuissituatie bij de vader moet daarom ook los worden gezien van de zorgen over [minderjarige] .
6.De beslissing
- degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.