ECLI:NL:RBDHA:2025:22050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
C/09/690275 / JE RK 25-1463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2025 een beschikking gegeven waarin de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012, is verlengd voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige nog steeds ernstig bedreigd wordt door de gezinssituatie. De minderjarige woont bij haar moeder, terwijl haar vader en zussen bij hem verblijven. De kinderrechter heeft de zorgen van beide ouders over de thuissituatie bij de vader in overweging genomen, maar benadrukt dat deze zorgen niet in de weg mogen staan aan de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook de rol van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, in de begeleiding van de minderjarige en de ouders besproken. De kinderrechter heeft besloten dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft, gezien de kwetsbare situatie van de minderjarige en de noodzaak voor begeleiding in de omgang met de vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn ieder voor zich bereid om te werken aan de situatie, maar zijn niet in staat om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/690275 / JE RK 25-1463
Datum uitspraak: 21 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter tot verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.H. van de Gein te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 augustus 2025.;
  • het verweerschrift van de moeder van 15 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening te geven. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 maart 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 30 oktober 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd en ter zitting nader toegelicht. [minderjarige] is enkele dagen na de vorige zitting, wegens een escalatie bij de moeder thuis, tijdelijk bij haar tante gaan wonen. Het lukte de moeder toen niet om het belang van [minderjarige] voorop te zetten en zij handelde te veel vanuit haar eigen emoties en eigen verleden. Juni 2025 is Sensazorg gestart en beide ouders staan open voor deze hulpverlening. De moeder heeft aangegeven hulpvragen te hebben in verband met de puberteit van [minderjarige] . Er zijn zorgen dat [minderjarige] niet altijd even weerbaar is en soms ook beïnvloedbaar is door anderen. [minderjarige] heeft nu een coach die haar kan helpen bij de overstap naar de middelbare school. Er zijn geen directe zorgen over de gevolgen voor [minderjarige] over dat zij getuige is geweest van huiselijk geweld, maar er is door de gemeente wel geadviseerd dat [minderjarige] hiervoor behandeld moet worden. Er zal worden gekeken of [minderjarige] hiervoor meer nodig heeft dan de begeleiding van de coach.
Beide ouders willen werken aan contactherstel met de kinderen. [minderjarige] vindt het belangrijk dat zij op een veilige en fijne manier contact kan hebben met haar vader. Sensazorg heeft een plan gemaakt waarbij dit contact op een rustige manier opgebouwd kan worden. Er is gestart met videobellen onder begeleiding. Het doel is dat [minderjarige] weer onbegeleid bij haar vader kan zijn. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk om regie te houden op de omgang met de vader, zodat dit niet langer stil blijft staan. Hierbij is het van belang dat dit veilig gebeurt en dat er aan de minimale voorwaarden wordt voldaan. Ter zitting heeft de jeugdbeschermer aangevuld dat zij de wensen van [minderjarige] over het contact met de vader zal bespreken met Sensazorg. Ook zal besproken worden dat [minderjarige] het er moeilijk mee heeft als zij merkt haar vader verdriet heeft als zij het contact in een lager tempo wil opbouwen dan hij wenst. Het belang van [minderjarige] dient altijd voorop te staan en [minderjarige] moet niet (meer) belast worden met volwassenproblematiek. Zonder emotionele toestemming voor onbelast contact met beide ouders, zal zij het gevoel hebben te moeten kiezen tussen haar ouders. Sensazorg moet intensieve opvoedondersteuning bieden en zicht houden op de veiligheidsafspraken en de minimale voorwaarden. Doordat de afspraken niet altijd door kunnen gaan en de omgang als prioriteit is gezien, is de overige opvoedondersteuning nog niet helemaal van de grond gekomen. In het verleden is gebleken dat hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende heeft geleid tot blijvende, positieve veranderingen.

4.Het standpunten van de belanghebbende

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De advocaat heeft aangevoerd dat er sprake is van een omgangs-ondertoezichtstelling als het verzoek wordt toegewezen, waarbij volgens de Hoge Raad aan strenge eisen moet worden voldaan. De moeder vindt het moeilijk dat [minderjarige] contact wil met haar vader, maar houdt haar daarin niet tegen. De moeder zal [minderjarige] hierin steunen als dat kan. Zij geeft [minderjarige] enkel mee dat zij de thuissituatie bij de vader geen veilige omgeving voor haar vindt. Dit kan de moeder niet verweten worden, gelet op de zorgen uit het verleden over de thuissituatie bij de vader. De moeder staat open voor hulpverlening van Sensazorg en werkt hieraan mee. Bij het eerste belmoment tussen [minderjarige] en haar vader is de moeder erbij gaan zitten, omdat Sensazorg toen nog niet gestart was. Daaraan is te zien dat de moeder [minderjarige] emotionele toestemming gaf om contact te hebben met haar vader. Dat [minderjarige] een paar weken heeft verbleven bij een tante kwam door druk van de vorige jeugdbeschermer. Daardoor is de situatie op de spits gedreven en dat resulteerde erin dat [minderjarige] een tijdje bij haar tante bleef. Met de jongste zus hebben [minderjarige] en de moeder contact, met haar oudere zus is dit lastiger. De zorgen over de weerbaarheid en beïnvloedbaarheid van [minderjarige] kunnen worden ondervangen door de coaching van E25. [minderjarige] staat open voor deze hulpverlening en de coaching kan doorgezet worden in het vrijwillig kader. De moeder heeft de gecertificeerde instelling gevraagd om deze hulpverlening te regelen. De gecertificeerde instelling heeft geen plan om te werken aan de zorgen vanwege het getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Als daarvoor hulpverlening nodig is, dan kan dit ook in het vrijwillig kader. Verder vindt de moeder het onterecht dat de problematiek die voortkomt uit de thuissituatie bij de vader wordt geprojecteerd op [minderjarige] , terwijl zij daar niet verblijft en dit dus nu geen invloed heeft op haar ontwikkeling.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd. De gezinssituatie, die nu zo is dat [minderjarige] bij haar moeder verblijft en haar zussen bij haar vader, is een gevolg van problemen het (recente) verleden en de belemmering die dat voor haar ontwikkeling betekent, bestaat nog steeds. Er is zeker wel vooruitgang, zo komt contact over en weer langzaam op gang, maar daarin is nog wel een weg te gaan.
In de opbouw van het contact met haar vader ervaart [minderjarige] druk; zij heeft het gevoel dat zij mede verantwoordelijk is voor de wensen en emoties van haar vader - die graag een snellere voortgang in de opbouw van het contact wil - en van haar moeder – die haar dochter graag dat contact gunt, maar ook gevaren ziet in de thuissituatie bij de vader en het moeilijk vindt om die zorgen niet te laten doorklinken tegenover [minderjarige] . Hoezeer het ook begrijpelijk is dat de moeder dit lastig vindt, is het belangrijk dat wordt gezien dat ook onuitgesproken weerstand en onderliggende controlebehoefte [minderjarige] kan belemmeren in het hebben van onbelast contact met haar vader. [minderjarige] vindt het moeilijk om onder woorden te brengen wat haar wensen zijn in de contactopbouw en zij is erg bang de ene of de andere ouder teleur te stellen of verdriet te doen. Dit levert bij haar spanning en stress op, en zij kan daar zelf ook verdrietig om zijn. Dit moet worden opgepakt door Sensazorg, zo heeft de jeugdbeschermer ter zitting onderkend, waarbij zowel de jeugdbeschermer als Sensazorg in gesprek moeten gaan met [minderjarige] over haar wensen en haar moeten begeleiden in het contact met haar vader. In dat verband is ter zitting besproken, en evenzeer door de jeugdbeschermer onderkend, dat het van groot belang is dat het contact tussen [minderjarige] en de vader de komende periode zal plaatsvinden via begeleide belmomenten waarbij het tempo van [minderjarige] leidend is, en daarna opgebouwd zal worden naar begeleide fysieke omgang. De zorgen van de moeder over de thuissituatie bij de vader mogen niet in de weg staan aan de ontwikkeling van [minderjarige] en de thuissituatie bij de vader moet daarom ook los worden gezien van de zorgen over [minderjarige] .
5.3.
Daarnaast blijft het belangrijk dat de jeugdbeschermer, in samenwerking met Sensazorg, de vader en de moeder begeleidt en ondersteunt in het niet belasten van [minderjarige] met hun emoties. Daar komt bij dat wellicht meer aandacht nodig is voor het effect dat de eerdere nare situaties op de ontwikkeling [minderjarige] hebben gehad, en voor het begeleiden van [minderjarige] in de verwerking hiervan. [minderjarige] bevindt zich in een kwetsbare periode waarbij zij steeds meer zelfstandigheid en verantwoordelijkheden krijgt nu zij naar de middelbare school gaat. In dat verband weegt ook mee dat er al enige tijd zorgen zijn over haar beïnvloedbaarheid en weerbaarheid. Zij heeft inmiddels een coach, en heeft daar veel baat bij, en de jeugdbeschermer heeft ter zitting onderstreept dat onderzocht moet worden of die begeleiding en steun voldoende is. De vader en de moeder zijn ieder voor zich voldoende bereid, maar niet in staat om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden.
5.5.
De beslissing wordt van rechtswege aangetekend in het gezagsregister. [2]
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 30 april 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.I. Klijn als griffier, en op schrift gesteld op 14 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 2 Besluit gezagsregisters.