ECLI:NL:RBDHA:2025:22091
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende vreemdelingenbewaring. De eiser, met een V-nummer, had op 1 november 2025 beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 16 oktober 2025 was genomen. Dit besluit hield in dat aan de eiser een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De minister heeft op 13 november 2025 de rechtbank in kennis gesteld van de bewaring, wat gelijkgesteld werd met een door de eiser ingesteld beroep. De rechtbank heeft echter bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was. In haar overwegingen concludeerde de rechtbank dat de kennisgeving van de minister onnodig was, aangezien de eiser al beroep had ingesteld tegen de maatregel. Hierdoor was er voor de partijen geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep dat voortvloeide uit de kennisgeving van de minister.
De rechtbank heeft daarom het beroep in de zaak met nummer NL25.55942 niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. B. van Dokkum en griffier mr. J.R. Froma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.