ECLI:NL:RBDHA:2025:22095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
NL25.53588
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en de beoordeling van medische omstandigheden in asielzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontneming van eiseres, die een asielaanvraag heeft ingediend. Eiseres, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen zoals diabetes, artritis en psychische klachten, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij haar een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 13 november 2025 heeft eiseres verzocht om een nadere termijn om haar medische dossier in te dienen, wat door de rechtbank is toegewezen. Na indiening van het dossier heeft de rechtbank het onderzoek gesloten op 17 november 2025.

De rechtbank heeft overwogen dat de vrijheidsontnemende maatregel in beginsel gerechtvaardigd is, tenzij er bijzondere individuele omstandigheden zijn die dit onevenredig bezwarend maken. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische klachten de maatregel onevenredig bezwarend maken, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de maatregel niet op te heffen. De rechtbank stelt vast dat eiseres aan de grens een asielaanvraag heeft gedaan, maar niet voldoet aan de toegangsvoorwaarden. De rechtbank concludeert dat de medische omstandigheden van eiseres niet zodanig zijn dat de maatregel onrechtmatig is. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.53588

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Herlaar).

Procesverloop

1. Bij besluit van 16 oktober 2025 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
1.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Sharma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.3.
Tijdens de zitting heeft eiseres verzocht om een nadere termijn om haar medische dossier in te dienen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. Op vrijdag 14 november 2025 heeft eiseres haar medisch dossier ingediend en op maandag 17 november 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

2. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
3. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
4. Eiseres voert aan dat de vrijheidsontnemende maatregel onevenredig bezwarend is. Zij heeft last van diabetes, artritis en spataderen. Daarnaast heeft eiseres ook psychische klachten en last van slapeloosheid en vermoeidheidsklachten. Door de benauwde ruimten van het detentiecentrum zijn de fysieke en geestelijke klachten toegenomen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres aan de grens een asielaanvraag heeft gedaan terwijl zij niet aan de toegangsvoorwaarden voldoet. Onder deze omstandigheden mag verweerder in beginsel een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid van de Vw opleggen tenzij bijzondere omstandigheden ertoe nopen om hiervan af te zien.
7. De rechtbank begrijpt dat de bewaring eiseres zwaar valt, maar dat maakt niet dat verweerder een lichter middel moest opleggen. In de maatregel van 16 oktober 2025 heeft verweerder de door eiseres aangevoerde diabetes, artritis en spataderen benoemd en daarover overwogen dat deze medische omstandigheden geen aanleiding vormen om van het opleggen van de maatregel af te zien. Daarbij heeft eiseres ook aangegeven dat het voor haar geen belemmering is voor inbewaringstelling. Verder kan eiseres zich voor haar medische problemen wenden tot de medische dienst in het detentiecentrum. Dat heeft zij ook gedaan en zij wordt daar behandeld voor haar klachten. Uit het medisch dossier blijkt dat eiseres duidelijk medische klachten heeft. Uit het dossier volgt echter niet dat zij daarom niet langer in het detentiecentrum kan verblijven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de maatregel in het geval van eiseres niet onevenredig bezwarend is en heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om een lichter middel toe te passen en daarmee het grensbewakingsbelang prijs te geven.
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is [1] , ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en 4 september 2025, ECLI:EU:C:2025:647.