ECLI:NL:RBDHA:2025:22098

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
24/4264 en 24/4966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschriften in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2025, met zaaknummers 24/4264 en 24/4966, zijn de bezwaarschriften van eiser niet-ontvankelijk verklaard door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), wegens het ontbreken van redenen van bezwaar. Eiser had bezwaar gemaakt tegen twee besluiten van het Uwv, waarin zijn WIA-uitkering en toeslag herzien en lager vastgesteld werden. Eiser ontving een te veel betaald bedrag van € 10.121,06 en kreeg een boete van € 5.060,53 opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de bezwaargronden niet tijdig zijn ingediend en dat eiser niet verschoonbaar in verzuim is geweest. De rechtbank concludeert dat het Uwv voldoende gelegenheid heeft geboden aan eiser om zijn gronden in te dienen en dat er geen sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. Eiser's argumenten over zijn medische situatie en het evenredigheidsbeginsel worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/4264 en SGR 24/4966

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. G.W. Mettendaf),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. G.M. Folkers-Hooijmans ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijkheidverklaring van twee bezwaarschriften van eiser. Eiser is het daar niet mee eens. Aan de hand van wat eiser in beroep tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank of dit besluit juist is.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit juist is en dat het Uwv het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt dus ongelijk en zijn beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en een toeslag. In het besluit van 30 oktober 2023 (primair besluit I) heeft het Uwv het recht van eiser in de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 april 2022 op een WIA-uitkering en toeslag herzien en lager vastgesteld. Eiser heeft een bedrag van € 10.121,06 bruto te veel ontvangen en moet dit terugbetalen aan het Uwv. In een tweede besluit van 30 oktober 2023 (primair besluit II) heeft het Uwv eiser een boete opgelegd van € 5.060,53.
2.1.
In het besluit van 12 april 2024 (bestreden besluit I) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de redenen van bezwaar. In het besluit van 11 april 2024 (bestreden besluit II) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit II niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de redenen van bezwaar.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten I en II.
2.3.
Het Uwv heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften.
2.4.
Eiser heeft in beide beroepen aanvullende gronden ingediend.
2.5.
De rechtbank heeft beide beroepen op 4 november 2025 gevoegd op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Standpunten van partijen

3. Eiser voert aan dat zijn bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. Vanwege zijn medische situatie is hij verschoonbaar in verzuim geweest. Verder betoogt eiser dat de besluitvorming van het Uwv onzorgvuldig is. Het Uwv had meer moeite moeten doen om met hem in contact te komen, vooral omdat hij had aangegeven dat hij zijn gronden nog wilde aanvullen en dat zijn advocaat nog contact op zou nemen. Eiser voert ten slotte aan dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel, omdat zijn belang zwaarder weegt dan dat van het Uwv. Het gaat hier namelijk om een ‘kleine burger’ tegen de overheid. Het Uwv had in dit geval moeten weten dat eiser nog steeds belang heeft bij een inhoudelijke behandeling.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser voldoende ruimte is geboden. Eiser heeft niet gereageerd op pogingen om telefonisch met hem contact te komen na ontvangst van het pro forma-bezwaarschrift. Hem is schriftelijk een termijn geboden tot 9 februari 2024 om de redenen van bezwaar in te dienen. Verweerder heeft verder niets meer vernomen van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

5. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar. Op grond van artikel 6:6 van de Awb kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
5.1.
In een uitspraak van 8 mei 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de nieuwe lijn geïntroduceerd voor de toetsing van verschoonbaarheid bij een overschrijding van de bezwaartermijn. Bij deze nieuwe toets zijn twee aspecten van belang. Allereerst moet gekeken worden of er sprake is van bijzondere omstandigheden. Hierbij moet worden gedacht aan persoonlijke omstandigheden. Maar ook aan externe omstandigheden die voor overbelasting of stress zorgen. Bij een beroep op de bijzondere omstandigheden volgt de CRvB een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering. Dit betekent dat alle omstandigheden van het geval in hun samenhang moeten worden bezien. Hierbij wordt onder andere ook gekeken naar de hoedanigheid van de betrokkene. [1]
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser op 10 december 2023 een pro-forma bezwaarschrift heeft ingediend tegen de primaire besluiten I en II. Vervolgens heeft verweerder eiser in een brief van 15 december 2023 bericht dat die dag tevergeefs is geprobeerd om hem te bellen om de ontvangst van het bezwaarschrift te bevestigen en een belafspraak te maken. Verweerder stelt in de brief voor om op 10 januari 2023 (de rechtbank begrijpt 2024) tussen 10:00 en 12:00 uur eiser opnieuw te bellen om het bezwaarschrift inhoudelijk te bespreken. Vervolgens heeft verweerder op 12 januari 2024 eiser schriftelijk een termijn tot 9 februari 2024 gesteld om de bezwaren aan te vullen. In de brief staat vermeld dat bij het uitblijven van een reactie van eiser de procedure wordt voortgezet op basis van het bezwaar dat eiser heeft ingediend. Niet gebleken is dat eiser of zijn gemachtigde daarop heeft gereageerd. De rechtbank stelt daarom vast dat de bezwaargronden niet tijdig zijn ingediend.
5.3.
Omdat verweerder meermaals heeft geprobeerd om met eiser in contact te komen en eiser er door verweerder op gewezen is dat, indien hij geen nadere gronden zou indienen, de procedure zou worden voortgezet op basis van het bezwaarschrift, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onzorgvuldige besluitvorming.
5.4.
De vraag of eiser verschoonbaar in verzuim is geweest door de bezwaargronden niet in te dienen beantwoordt de rechtbank ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
5.5.
In zijn pro-forma bezwaarschrift vraagt eiser om een termijn voor het indienen van de bezwaargronden. Daarbij wordt opgemerkt dat eisers advocaat in het buitenland zat. Vervolgens heeft verweerder meerdere keren geprobeerd om telefonisch met eiser in contact te komen om zijn bezwaarschrift te bespreken. Waarom eiser hierop niet heeft gereageerd, is niet duidelijk. De stelling dat zijn medische situatie hieraan in de weg stond, wordt door eiser niet onderbouwd. Ook heeft verweerder eiser schriftelijk een behoorlijke termijn geboden voor het indienen van de gronden. Zowel eiser als zijn advocaat hebben hier niet op gereageerd. Daarna heeft het twee maanden geduurd voordat in beide zaken een beslissing op bezwaar is genomen. Gelet op deze omstandigheden, heeft verweerder eiser naar het oordeel van de rechtbank voldoende gelegenheid geboden om zijn gronden alsnog in te dienen dan wel uit te leggen dat en waarom hij niet in staat was om de gronden in te dienen. of met verweerder in contact te komen. Voor zover de advocaat van eiser in die periode nog steeds niet bereikbaar was voor het indienen van de aanvullende gronden, had eiser zich kunnen richten tot een advocaat die daartoe wel in staat was. Van verschoonbaarheid is daarom geen sprake.
5.6.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser aanvoert ook niet dat sprake zou zijn van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Eiser is in het geheel niet op zijn individuele situatie ingegaan waarom de uitkomst van het bestreden besluit voor hem specifiek zeer nadelig zou zijn. De enkele stellingen dat het hier gaat om een ‘kleine burger’ tegenover de overheid en dat het Uwv in dit geval had moeten weten dat eiser belang heeft bij een inhoudelijke behandeling is daarvoor onvoldoende.
5.7.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het vorenstaande betekent dat de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.
7. De beroepen zijn ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Cakir, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.