ECLI:NL:RBDHA:2025:22256

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
C/09/682060 / FA RK 25-2030
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken in het kader van ondertoezichtstelling met voorlopige zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2025 een beschikking gegeven in een procedure betreffende de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van drie minderjarige kinderen. De procedure is opnieuw aangehouden in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de vader contact heeft met de kinderen op specifieke dagen en tijden. De moeder heeft toestemming gekregen om hulpverlening voor de kinderen in te schakelen, met uitzondering van hulpverlening van een bepaalde instelling. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de zaak en heeft geadviseerd om de huidige zorgregeling voorlopig voort te zetten. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om opvoedondersteuning te aanvaarden en heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders hun onderlinge verstandhouding verbeteren. De rechtbank heeft ook bepaald dat de ouders en de kinderen tot de aanstelling van een jeugdbeschermer op de monitorlijst staan. De rechtbank heeft verder aangegeven dat de ouders uiterlijk op 1 november 2026 moeten rapporteren over de stand van zaken van de zorgregeling. De bijzondere curator is ontslagen van haar taken, aangezien haar werkzaamheden voor deze procedure zijn beëindigd. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en moeder om dwangsommen en proceskostenveroordelingen pro forma aangehouden tot dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2030
Zaaknummer: C/09/682060
Datum beschikking: 17 november 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, dwangsom en proceskostenveroordeling

Beschikking op het op 18 maart 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.B. Groenhart-Meerzorg in Leiderdorp.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres buiten Nederland,
advocaat: mr. T. Dreiling in Leiden,
en

mr. D.G.M. van den Hoogen,

in haar hoedanigheid als bijzondere curator over de kinderen.
Als informant wordt aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

de gecertificeerde instelling,
hierna: JBW.

Procedure

Bij beschikking van 4 juni 2025 van deze rechtbank, die is hersteld bij beschikking van 18 juli 2025, – voor zover hier relevant – is:
  • de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten;
  • mr. D.G.M. van den Hoogen benoemd als bijzondere curator over de kinderen;
  • een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de vader iedere woensdag om 18.30 uur met de kinderen belt en de vader contact heeft met de kinderen in een openbare ruimte of plaats, één keer in de veertien dagen op zaterdag, waarbij de vader de kinderen om 11.00 uur bij het winkelcentrum “ [winkelcentrum] ” bij het speelplekje bij de Hema ophaalt en daar om 17.00 uur met mogelijk uitloop en in onderling overleg met de moeder om 19.00 uur terugbrengt, en op zondag van 11.00 uur tot 15.00 uur, waarbij de ophaal- en terugbrenglocatie hetzelfde is als voornoemd;
  • aan de moeder toestemming verleend – die de toestemming van de vader vervangt – tot het inschakelen voor hulpverlening voor de kinderen, met uitzondering van hulpverlening aangesloten bij [instelling 1] ;
  • de behandeling van de overige verzoeken aangehouden tot 1 september 2025 pro forma.
De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook van
  • het bericht van de Raad van 19 juni 2025;
  • het bericht van de Raad van 24 juni 2025;
  • het verslag van 18 augustus 2025 van de bijzondere curator;
  • het rapport van de Raad van 20 augustus 2025, met kenmerk SK-1-65SBUO5;
  • het bericht van 17 september 2025 van de bijzondere curator;
  • het bericht van 19 september 2025 van de vader, met bijlage, waarin hij zijn verzoeken aanvult.
Op 20 oktober 2025 is de behandeling van de zitting voortgezet in de vorm van
een gecombineerde behandelingmet het verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen (C/09/690580 en JE RK 25-1494). Op dat verzoek wordt bij afzonderlijke beschikking beslist.
Op de zitting zijn verschenen:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder bijgestaan door mr. F.K. Hartman als waarnemend advocaat;
  • [naam 1] namens de Raad;
  • de bijzondere curator via een video-/telefonische verbinding;
  • [naam 2] namens JBW.
[minderjarige 1] heeft op 20 oktober 2025 met de kinderrechter gesproken.

Wijziging verzoeken

De vader verzoekt nu, naar de rechtbank begrijpt en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
  • de kinderen eens in de twee weken van vrijdag 16.00 uur tot en met zondag 17.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de overdracht van de kinderen op vrijdag om 16.00 uur plaatsvindt;
  • de kinderen de helft van de vakanties bij de vader doorbrengen;
  • de moeder gehouden is deze zorgregeling volledig na te leven, en dat bij niet-naleving een dwangsom wordt opgelegd van € 250,- per keer per kind, met een maximum van
De moeder verzoekt nu, naar de rechtbank begrijpt en onder intrekking van haar initiële verzoek om te bepalen dat de zorgregeling per direct wordt stopgezet, de voorlopige zorgregeling definitief vast te stellen.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat bij voornoemde beschikkingen is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De Raad adviseert naar aanleiding van zijn onderzoek om voorlopig de huidige zorgregeling voort te zetten en dat in het kader van de ondertoezichtstelling door de nog aan te stellen jeugdbeschermer, in samenspraak met [instelling 2] en de psycholoog van [minderjarige 1] , de duur en frequentie van het contact tussen de vader en de kinderen wordt bepaald. De Raad is van mening dat er regelmatig, onbelast en zorgeloos contact tussen de vader en de kinderen moet zijn. Door de ernstig verstoorde verstandhouding tussen de ouders is dat op dit moment niet het geval. De Raad acht het daarom van groot belang voor (de ontwikkeling van) de kinderen dat de ouders hun onderlinge verstandhouding en het onderlinge vertrouwen in elkaar en elkaars opvoedvaardigheden verbeteren. De Raad geeft beide ouders daarom mee om opvoedondersteuning te aanvaarden. Op de zitting heeft de Raad benadrukt dat het, nu de vader naar Duitsland is geëmigreerd, belangrijk is dat de zorgregeling die wordt vastgesteld praktisch uitvoerbaar is, zodat de kinderen niet teleurgesteld worden.
De bijzondere curator heeft na haar benoeming meerdere keren en in verschillende settingen met de kinderen gesproken. Daaruit kwam onder meer naar voren dat alle drie de kinderen graag contact willen met de vader. Volgens de bijzondere curator is het nodig dat de strijd tussen de ouders stopt en dat zij het onderlinge vertrouwen in elkaar verbeteren. De ouders moeten emotionele toestemming geven aan de kinderen om de andere ouder te zien, zodat de kinderen onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. Dat is nu niet het geval en met name [minderjarige 1] heeft daar zichtbaar veel last van. De bijzondere curator ziet hierin een taak weggelegd voor de jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling.
Op de zitting heeft de rechtbank uitgebreid met de ouders, de Raad, JBW en de bijzondere curator gesproken over de (uitvoering en de eventuele uitbreiding van de voorlopige) zorgregeling tussen de vader en de kinderen. De kinderen zijn op dit moment om de week op zaterdag van 11.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur en op zondag van 11.00 uur tot 15.00 uur bij de vader. De vader is recent geëmigreerd naar Duitsland en heeft tijdens de contactmomenten met de kinderen geen plek om met hen heen te gaan. Gebleken is dat beide ouders niet onwelwillend staan tegenover een uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen, maar dat zij van mening verschillen over vanaf welk moment en op welke manier hier uitvoering aan moet worden gegeven. De vader wil graag dat de kinderen zo snel mogelijk een weekend van vrijdag tot zondag bij hem zullen zijn, waarbij de kinderen bij hem overnachten. Om dit te kunnen bewerkstellingen, is de vader bereid en in staat om in de buurt van de kinderen een vakantiehuis te huren. Volgens de moeder is het nu nog te vroeg voor een uitbreiding van de zorgregeling met overnachtingen, omdat er nog geen duidelijkheid is over het vakantiehuis en de uitkomsten van de therapie van [minderjarige 1] .
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals bij afzonderlijke beschikking wordt beslist, zal de kinderrechter de kinderen voor de duur van één jaar onder toezicht van JBW stellen. De ouders, de Raad, JBW en de bijzondere curator zijn het erover eens dat de aard, duur en frequentie van het contact tussen de vader en de kinderen moet worden bepaald door en uitgevoerd conform de aanwijzingen van de jeugdbeschermer in het kader van deze ondertoezichtstelling. De rechtbank is ook van oordeel dat dit in het belang van de kinderen is. Op de zitting heeft JBW aangegeven dat het zes maanden zal duren voordat er een jeugdbeschermer beschikbaar is en dat de ouders en de kinderen tot die tijd op de monitorlijst staan en vanuit daar zullen worden gemonitord.
Zoals op de zitting is besproken, moet de vader een plan indienen bij JBW waarin hij aangeeft in welk vakantiehuis in de buurt van de kinderen hij zal verblijven. Eerst vanuit de monitorlijst en vervolgens vanuit de jeugdbeschermer, moet door JBW worden bekeken of de zorgregeling tussen de vader en kinderen kan worden uitgebreid met overnachtingen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat het contact tussen de vader en de kinderen voorlopig bepaald en uitgevoerd zal worden conform de aanwijzingen van JBW in het kader van de ondertoezichtstelling. JBW krijgt daarmee dus het voortouw en de regie als het om (de uitbreiding van) de zorgregeling tussen de vader en de kinderen gaat. De rechtbank laat de zorgregeling en de manier waarop de regeling wordt uitgevoerd dus over aan de deskundigheid van JBW. De kinderrechter verwacht dat door JBW binnen de onder-toezichtstelling wordt ingezet op opvoedondersteuning bij beide ouders en wordt ingezet op hulpverlening voor het doorbreken van (gedrags)patronen tussen de ouders. In het belang van de kinderen verwacht de rechtbank van de ouders dat zij zich zullen conformeren aan de adviezen van JBW over de hulpverlening en de zorgregeling.
In afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling, zal de rechtbank iedere verdere beslissing over de zorgregeling pro forma aanhouden tot 1 november 2026. De rechtbank verwacht van de advocaten van de ouders en van JBW dat zij de rechtbank uiterlijk op de pro forma datum informeren over de stand van zaken van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen en het gewenste verdere verloop van de procedure. De rechtbank zal daarna beslissen over de verdere voortgang van deze procedure. De rechtbank verwacht verder van de advocaten van de ouders dat zij een kopie van deze beschikking aan JBW zullen verstrekken.
Gelet op de houding van de moeder, die nadrukkelijk heeft aangegeven achter contact tussen de vader en de kinderen te staan, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de voorlopige zorgregeling. Omdat de rechtbank nog geen eindbeschikking zal geven, zal de rechtbank het verzoek van de vader om een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de zorgregeling ook pro forma aanhouden tot 1 november 2026.
Ontslag bijzonder curator
De bijzondere curator heeft een verslag gemaakt en daarmee de informatie verstrekt die van belang was in de procedure. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator daarom voor deze procedure als beëindigd.
Proceskostenveroordeling
Omdat de rechtbank nog geen eindbeschikking zal geven, zal de rechtbank het verzoek van de vader om de moeder in de proceskosten te veroordelen ook pro forma aanhouden tot
1 november 2026.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 4 juni 2025 van deze rechtbank, die is hersteld bij beschikking van 18 juli 2025 van deze rechtbank –:
bepaalt in het kader van de vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de aard, duur en frequentie van het contact tussen de vader en de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] ;
voorlopigwordt bepaald door en wordt uitgevoerd conform de aanwijzingen van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, in het kader van de ondertoezichtstelling;
bepaalt dat de advocaten van de ouders en JBW de rechtbank uiterlijk op 1 november 2026 moeten informeren over de stand van zaken van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen en het gewenste verdere verloop van de procedure;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing
over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de dwangsom en de proceskostenveroordelingaan
tot 1 november 2026 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 17 november 2025.