ECLI:NL:RBDHA:2025:22257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
C/09/629073 / FA RK 22-2893
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezag, zorg- en omgangsregeling en informatieregeling in een familierechtelijke procedure met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 november 2025 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure. Het verzoek is ingediend door de vader, vertegenwoordigd door mr. J.C. Daniëls, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. D.G.M. van den Hoogen. De vader heeft op 5 mei 2022 verzocht om samen met de moeder het gezag over hun minderjarige kind te delen, alsook om een zorg- en omgangsregeling en een informatieregeling vast te stellen. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 14 juli 2022 en 1 januari 2024, reeds voorlopige voorzieningen getroffen en de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van het kind.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in juli 2022 hebben ingestemd met deelname aan een traject voor omgangsbegeleiding, maar dat de onderlinge verstandhouding slecht was. In de zomer van 2023 heeft het contact tussen de vader en het kind gestaakt, omdat het kind aangaf geen contact meer te willen. De Raad heeft in een rapport van 3 juni 2024 geconcludeerd dat het kind te veel weet over gebeurtenissen uit het verleden en dat de moeder niet voldoende motiveert tot contact met de vader. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader pro forma aangehouden in afwachting van verdere hulpverlening en therapie voor het kind.

In de zitting van 5 november 2025 heeft de rechtbank de stand van zaken besproken en geconcludeerd dat het in het belang van het kind is om contact met de vader te hebben. De rechtbank heeft de moeder opgedragen om binnen twee weken een verwijzing voor ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding aan te vragen. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing ten aanzien van gezag, omgang en informatieregeling aangehouden tot 15 augustus 2026, in afwachting van het verloop van de trajecten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-2893
Zaaknummer: C/09/629073
Datum beschikking: 5 november 2025

Gezag, zorg-/omgangsregeling en informatieregeling

Beschikking op het op 5 mei 2022 ingekomen verzoek van:

[de vader],
de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.C. Daniëls te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.G.M. van den Hoogen te Leiden.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juli 2022 in voorlopige voorzieningen, bekend onder zaak- en rekestnummer C/09/629075 en FA RK 22-2894:
  • is bepaald dat de moeder
  • zijn de ouders verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Jeugdteams [regio] voor deelname aan het hulpverleningstraject Omgangsbegeleiding.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juli 2022 in onderhavige procedure is:
  • de behandeling van het verzoek van de vader aangehouden tot 15 januari 2023 pro forma in afwachting van het rapport van de uitvoerende hulpverleningsinstantie over het traject Omgangsbegeleiding;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de definitieve informatieregeling aangehouden.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 januari 2024 is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten. Iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de definitieve informatieregeling is aangehouden tot 1 augustus 2024 pro forma.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 augustus 2024 van deze rechtbank is iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de definitieve informatieregeling aangehouden tot 1 mei 2025 pro forma.
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het emailbericht van 19 maart 2025 van [instantie] ;
  • het e-mailbericht van 29 maart 2025 van de moeder;
  • het F9-formulier van 31 maart 2025 van de vader;
  • het F9-formulier van 23 juni 2025 van de vader;
  • het F9-formulier van 26 september 2025 van de vader, met bijlagen.
Op 8 oktober 2025 is de behandeling op een zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Juridisch kader
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat uit artikel 1:377a lid 1 BW volgt dat een kind recht op omgang met zijn ouders heeft en dat de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind heeft. Op grond van lid 2 van voormeld artikel kan de rechter op verzoek van (één van) de ouder(s) een omgangsregeling vaststellen of het recht op omgang (tijdelijk) ontzeggen.
Stand van zaken
Uit de overgelegde stukken en het besprokene op de zitting is de rechtbank het volgende gebleken. De vader heeft op 5 mei 2022 een verzoek ingediend om hem samen met de moeder met het gezag over [minderjarige] te belasten, een zorg-/omgangsregeling en een informatieregeling vast te stellen. In juli 2022 hebben beide ouders zich bereid verklaard om deel te nemen aan het traject Omgangsbegeleiding bij [instantie] . De onderlinge verstandhouding tussen de ouders was op dat moment slecht. De rechtbank was van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] was om de contacten tussen de vader en [minderjarige] begeleid te laten plaatsvinden. In het kader van dit traject heeft in november 2022 het eerste contact tussen de vader en [minderjarige] plaatsgevonden. In de zomer van 2023 is dit contact weer stopgezet, omdat [minderjarige] aangaf dat zij niet meer wilde. Uit het verslag van [instantie] kwam naar voren dat niet duidelijk is waarom [minderjarige] geen contact met haar vader wil, maar [instantie] heeft de indruk dat sprake is van een groot loyaliteitsconflict. Bij beschikking van 16 januari 2024 heeft de rechtbank de Raad daarom verzocht om onderzoek te doen naar het gezag over [minderjarige] en de mogelijkheden ten aanzien van een zorg-/omgangsregeling. Op de zitting van 19 december 2023 heeft de moeder toegezegd dat zij [minderjarige] zou aanmelden bij een centrum voor diagnostiek en indien nodig (trauma)behandeling.
Het onderzoek van de Raad heeft geresulteerd in het raadsrapport van 3 juni 2024. Hierin heeft de Raad geconcludeerd dat [minderjarige] te veel weet over gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld toen zij nog erg jong was terwijl het onwaarschijnlijk is dat zij daaraan actieve herinneringen kan hebben. Ook merkt de Raad op dat de moeder [minderjarige] niet motiveert in het contact met vader en haar afhoudendheid accepteert zonder hulp in te zetten om te onderzoeken waar de weerstand vandaan komt en wat daaraan gedaan kan worden. Het is daardoor nog steeds onduidelijk waarom [minderjarige] haar vader niet wil zien. De Raad adviseert de moeder om te werken aan haar eigen spanningen/angstklachten door het bezoeken van een psycholoog en het starten met EMDR. Daarnaast is het volgens de Raad van belang dat speltherapie voor [minderjarige] wordt ingezet en dat de ouders het traject Ouderschapsbemiddeling bij [instantie] gaan volgen. Het verzoek van de vader is daarom bij beschikking van 1 augustus 2024 pro forma aangehouden tot 1 mei 2025, in afwachting van het verloop van het traject bij [instantie] en de speltherapie voor [minderjarige] . De verzoeken ten aanzien van het gezag en de definitieve informatieregeling zijn daarbij eveneens aangehouden.
Uit het e-mailbericht van 19 maart 2025 van [instantie] blijkt dat [instantie] het noodzakelijk vindt dat hulpverlening voor [minderjarige] wordt ingezet, voorafgaand aan of tijdens de ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding. In maart 2025 stond [minderjarige] nog op de wachtlijst voor speltherapie. Gelet hierop heeft [instantie] het dossier toen afgesloten. Ter zitting is gebleken dat [minderjarige] inmiddels is gestart met speltherapie. Zij heeft op dit moment drie gesprekken gehad. Binnenkort zal een evaluatie plaatsvinden, waarbij zal worden besproken wat het verdere plan van aanpak inhoudt. Daarnaast heeft de moeder aangegeven dat zij EMDR heeft gevolgd.
De rechtbank zal in het licht van het voorgaande de nog voorliggende verzoeken beoordelen.
Zorg-/omgangsregeling
De moeder heeft zich op het standpunt gesteld dat [minderjarige] rust moet krijgen. Zij zou daarom graag zien dat het verzoek niet opnieuw wordt aangehouden. Indien de rechtbank zich nog steeds onvoldoende voorgelicht acht om een eindbeslissing te nemen, staat de moeder open voor de benoeming van een bijzondere curator. Deze persoon kan gesprekken met [minderjarige] kunnen voeren, om te achterhalen waar haar weerstand jegens het contact met vader vandaan komt.
De vader vreest dat het contact met [minderjarige] niet meer hersteld zal worden, indien een eindbeslissing wordt genomen. Hij wil nog altijd dolgraag contact met [minderjarige] en stelt een opbouwregeling voor, waarbij de vader bij de moeder thuis contact heeft met [minderjarige] . Mogelijk wordt de drempel voor het contact bij [minderjarige] hierdoor verlaagd, omdat het contact op die manier minder beladen voelt.
De rechtbank stelt voorop dat het in het belang van [minderjarige] is om contact met haar vader te hebben. De rechtbank ziet geen contra-indicaties voor dit contact en ook de moeder heeft aangegeven dat zij hiervoor openstaat en [minderjarige] stimuleert. Zij stuurt de vader nog altijd maandelijks een e-mail met informatie en foto’s. Onduidelijk blijft echter waar de weerstand die [minderjarige] voelt vandaan komt. Daarom is het van groot belang dat zij en haar ouders begeleid worden bij de opbouw van het contact. De rechtbank overweegt dat [instantie] hiervoor op dit moment de aangewezen instantie is en zal partijen opnieuw in de gelegenheid stellen om hier een traject ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding te volgen. [minderjarige] is inmiddels gestart met speltherapie, waardoor voldaan is aan de voorwaarde die [instantie] heeft gesteld voor de omgangsbegeleiding. Bovendien heeft de moeder EDMR-therapie gevolgd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de moeder in staat is om het contact tussen de vader en [minderjarige] te ondersteunen en [minderjarige] hiervoor de benodigde emotionele toestemming te geven.
Gelet op het bovenstaande verwacht de rechtbank van de moeder dat zij binnen twee weken na de ontvangst van de beschikking via de huisarts een verwijzing naar [instantie] zal aanvragen voor ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding en de vader van de ontvangst van de verwijzing en het vervolg op de hoogte stelt.
In afwachting van het verloop van het traject bij [instantie] zal de rechtbank iedere verdere beslissing ten aanzien van omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aanhouden.
Gezag en informatieregeling
De rechtbank zal eveneens de verzoeken ten aanzien van het gezag en de informatieregeling aanhouden, nu het verloop van de trajecten ook voor de beoordeling van deze verzoeken relevant is.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat partijen de rechtbank vóór na te melden pro formadatum moeten informeren omtrent het verloop van de trajecten ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding via [instantie] onder toezending van de verslagen van [instantie] ;
houdt iedere beslissing ten aanzien van
het gezag, de omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de definitieve informatieregeling aan tot 15 augustus 2026 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.J.W. Straatsma als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 5 november 2025.