ECLI:NL:RBDHA:2025:22258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
C/09/690580 / JE RK 25-1494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ouderschap en opvoedondersteuning

Op 17 november 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De zaak is voortgekomen uit een verzoekschrift dat op 26 augustus 2025 is ingediend. De ouders van de kinderen, [de moeder] en [de vader], hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, en Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland betrokken in de procedure. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige bedreigingen zijn voor de ontwikkeling van de kinderen, voortkomend uit de conflicten tussen de ouders en het gebrek aan onderling vertrouwen over opvoedvaardigheden. Dit heeft geleid tot een ernstig loyaliteitsconflict bij de kinderen, met name bij [minderjarige 1], die kampt met ernstige gezondheidsproblemen als gevolg van de spanningen.

Tijdens de zitting op 20 oktober 2025 zijn de ouders en de minderjarigen gehoord. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders op dit moment onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen en heeft besloten om de kinderen voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen van JBW. De kinderrechter heeft daarbij de verwachting uitgesproken dat JBW zal zorgen voor opvoedondersteuning en hulpverlening aan de ouders, en dat zij de regie zal nemen in de zorgregeling tussen de vader en de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Familie
Zaaksgegevens: C/09/690580 / JE RK 25-1494
Datum uitspraak: 17 november 2025

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 26 augustus 2025 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden (hierna: de Raad),

betreffende:
  • [minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3](hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] ;
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.B. Groenhart-Meerzorg in Leiderdorp.
en

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres buiten Nederland,
advocaat: mr. T. Dreiling in Leiden,
De kinderrechter merkt als informanten aan:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

de gecertificeerde instelling,
hierna: JBW,
en

mr. D.G.M. van den Hoogen,

in haar hoedanigheid als bijzondere curator over de kinderen.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, met bijlagen.
Op 20 oktober 2025 heeft de kinderrechter de zaak op de zitting met gesloten deuren behandeld in de vorm van
gecombineerde behandelingmet de verzoeken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (C/09/680260 en FA RK 25-2030). Op die verzoeken wordt bij afzonderlijke beschikking beslist.
Op de zitting zijn verschenen:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder bijgestaan door mr. F.K. Hartman als waarnemend advocaat;
  • de bijzondere curator via een video-/telefonische verbinding;
  • [naam 2] namens JBW
[minderjarige 1] heeft op 20 oktober 2025 met de kinderrechter gesproken.

Feiten

- De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.
  • De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Bij beschikking van 4 juni 2025 van deze rechtbank, die is hersteld bij beschikking van 18 juli 2025, – voor zover hier relevant – is:
  • de Raad verzocht een onderzoek te verrichten;
  • mr. D.G.M. van den Hoogen benoemd als bijzondere curator over de kinderen;
  • een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de vader iedere woensdag om 18.30 uur met de kinderen belt en de vader contact heeft met de kinderen in een openbare ruimte of plaats, één keer in de veertien dagen op zaterdag, waarbij de vader de kinderen om 11.00 uur bij het [winkelcentrum] bij het speelplekje bij de [naam winkel] ophaalt en daar om 17.00 uur met mogelijk uitloop en in onderling overleg met de moeder om 19.00 uur terugbrengt, en op zondag van 11.00 uur tot 15.00 uur, waarbij de ophaal- en terugbrenglocatie hetzelfde is als voornoemd;
  • aan de moeder toestemming verleend – die de toestemming van de vader vervangt – tot het inschakelen voor hulpverlening voor de kinderen, met uitzondering van hulpverlening aangesloten bij [instantie] ;
  • de behandeling van de overige verzoeken aangehouden tot 1 september 2025 pro forma.

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, om de kinderen onder toezicht te stellen van JBW voor een periode van twaalf maanden.
De moeder en de vader hebben ingestemd met het verzoek, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op de stukken en dat wat op de zitting is besproken, van oordeel dat de in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De kinderrechter heeft hierbij in overweging genomen dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Deze ontwikkelingsbedreiging komt onder meer voort uit het gebrek aan onderling vertrouwen tussen de ouders over elkaars opvoedvaardigheden en de immer aanhoudende conflicten en strijd, onder meer over de in te zetten hulpverlening voor de kinderen en (de uitvoering en uitbreiding van) de zorgregeling tussen de vader en de kinderen. De kinderen worden daardoor structureel en reeds langdurig geconfronteerd met spanningen die niet passend zijn bij hun leeftijd. De kinderrechter constateert dat dit leidt tot een ernstig loyaliteitsconflict bij de kinderen. Met name [minderjarige 1] heeft hier zichtbaar veel last van; zij kampt met ernstige hoofd- en buikpijnen en depressies. Mede gelet op de ervaringen in de afgelopen jaren, is de kinderrechter van oordeel dat de ouders op dit moment onvoldoende in staat en bereid zijn om onder eigen verantwoordelijkheid en in een vrijwillig kader de ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen weg te nemen. De kinderrechter verwacht dat door JBW binnen de ondertoezichtstelling wordt ingezet op opvoedondersteuning bij beide ouders en wordt ingezet op hulpverlening voor het doorbreken van (gedrags)patronen tussen de ouders. Daarnaast krijgt JBW de regie in de praktische uitvoering en eventuele uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen, waarbij JBW leidend is om te bepalen of, en zo ja, wanneer de zorgregeling kan worden uitgebreid.
Gelet op de langdurige en complexe (systeem)problematiek, acht de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar noodzakelijk.
De kinderrechter zal als volgt beslissen.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van 17 november 2025 tot 17 november 2026 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. S. Sluijmer als griffier en uitgesproken op de openbare zitting van 17 november 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.