ECLI:NL:RBDHA:2025:22261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
C/09/690566 / FA RK 25-6399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken in afwachting van Raadsonderzoek en doorverwijzing UHA

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 november 2025 een beschikking gegeven inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige kinderen van partijen, die gehuwd zijn geweest van [dag 1] 2012 tot [dag 2] 2018. De vader heeft verzocht om een zorgregeling vast te leggen, terwijl de moeder verweer heeft gevoerd en een wijziging van de bestaande afspraken heeft verzocht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift, en heeft de minderjarigen in raadkamer gehoord. De vader stelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat contact met de kinderen in hun belang is, terwijl de moeder zich zorgen maakt over de opvoedsituatie bij de vader en het welzijn van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 2017 verschillende hulpverleningsinstanties betrokken zijn geweest, maar dat er momenteel geen contact is tussen de vader en de kinderen. De rechtbank heeft onvoldoende informatie om te beslissen over de zorgregeling en heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 15 mei 2026, in afwachting van het rapport van de Raad. Tevens heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om een contactverbod voor de vader afgewezen, omdat dit verzoek niet kan worden toegewezen in het kader van de relevante wetgeving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-6399
Zaaknummer: C/09/690566
Datum beschikking: 12 november 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 25 augustus 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G.E. van der Pols te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder]

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.C. van Bakel te Gouda.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift.
De minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 15 oktober 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot:
- wijziging van na te melden beschikking, in die zin dat de vader verzoekt een zorgregeling vast te leggen, inhoudende dat:
- de minderjaren om de week afwisselend op de dinsdag of woensdag van 09.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven;
- de minderjarigen een weekend in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot maandag 09.00 uur bij de vader verblijven;
- vaststelling van een vakantieregeling inhoudende dat:
- de minderjarigen elke schoolvakantie de eerste helft van de schoolvakantie vanaf vrijdag uit school tot het wisselmoment, gelegen op de helft van de vakantie bij de vader verblijven;
- de minderjarigen op Vaderdag bij de vader en op Moederdag bij de moeder verblijven;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vader doet zijn verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt te bepalen dat:
  • de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 maart 2018 wordt gewijzigd voor wat betreft de afspraken omtrent de zorgregeling, vakanties en feestdagen tussen de vader en de kinderen in de zin dat er tussen de vader en kinderen geen zorgregeling meer is, alsook er geen regeling voor de vakanties en feestdagen meer is;
  • een contactverbod met de kinderen aan de vader wordt opgelegd op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de vader het contactverbod niet nakomt met een maximum van € 5.000,- althans een zodanig contactverbod en dwangsom als de rechtbank juist acht;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder doet haar verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd.
De vader voert verweer tegen het zelfstandig verzoek van de moeder, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [dag 1] 2012 tot [dag 2] 2018.
- Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats]
(roepnaam: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2016 te [geboorteplaats] (roepnaam: [minderjarige 3] );
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
- Bij beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 22 maart 2018 is – voor zover hier aan de orde – :
- bepaald dat hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder zal zijn;
- een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld inhoudende dat partijen met de hulpverlening zullen toewerken naar een regeling waarbij de minderjarigen om de week op woensdag van 08.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven, alsmede een weekend in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot maandag 09.00 uur. Daarnaast zal in onderling overleg gekeken worden naar een extra doordeweeks contactmoment (niet zijnde woensdag) in de week dat er geen omgang is op de woensdag.

Beoordeling

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253a in samenhang met artikel 1:377e lid 1 BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders, een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) nemen alsmede een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onvolledige of onjuiste gegevens is uitgegaan. Met betrekking tot de vraag of een ouder het recht op contact kan worden ontzegd, verklaart artikel 1:253a, vierde lid, BW het derde lid van artikel 1:377a BW van overeenkomstige toepassing. In artikel 1:377a, derde lid, BW staan de gronden opgesomd voor ontzegging van het recht op contact, welke gronden als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat contact in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Inhoudelijke beoordeling
De vader wil dat de zorgregeling tussen hem en de kinderen wordt hervat. Hij is van mening dat het in het belang van de kinderen is dat zij contact met beide ouders hebben en stelt dat het contact tussen hem en de kinderen op dit moment door de moeder wordt geboycot, waarbij zij de kinderen tegen hem opzet. Na de echtscheiding was vijf jaar lang sprake van fijn contact tussen hem en de kinderen en hij ontkent dat sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag vanuit hem richting [minderjarige 1] of fysiek geweld richting de kinderen. De vader wil graag met de moeder om de tafel om te bespreken hoe het nu verder moet, maar zij weigert dit. De vader zou graag zien dat de ouders een vorm van ouderschapsbemiddeling gaan volgen of dat de Raad een onderzoek uit gaat voeren.
De moeder heeft aangevoerd dat zij al sinds de echtscheiding van de ouders zorgen heeft over de opvoedsituatie bij de vader. Daarbij is ook al lange tijd hulpverlening betrokken. In 2017 is het contact tussen de vader en de kinderen begeleid door [instelling 1] . Na ruim vier jaar hulpverlening vanuit [instelling 1] verliepen de contactmomenten iets beter en lukte het de ouders om te communiceren. In oktober 2023 is via het CIT een intensief traject met [instelling 2] opgestart wegens grensoverschrijdend gedrag van de vader richting [minderjarige 1] . In november 2023 heeft de moeder opnieuw contact opgenomen met hulpverlening. Dit keer had de vader erg boos tegen [minderjarige 3] gedaan en hem geknepen en geslagen. In de periode daarna gaven de kinderen aan niet meer naar de vader te willen. Vanwege de aanhoudende problematiek en escalaties is in januari 2024 een melding gemaakt bij Veilig Thuis. De moeder merkt aan de kinderen dat zij nog steeds bang zijn om gedwongen naar hun vader te moeten. Zij begrijpt de wens van de vader om een band op te bouwen met de kinderen, maar stelt dat hij onvoldoende naar de wensen van de kinderen luistert. Het afdwingen van contact, terwijl de kinderen dit niet willen, is schadelijk voor de kinderen. De moeder stelt voorop dat zij openstaat voor een zorgregeling, zolang dit veilig en in het belang van de kinderen is. Dat is op dit moment niet zo. Pas als de kinderen open staan voor contact met de vader, kan worden gekeken naar contactherstel met behulp van hulpverleningsinstanties. De moeder staat open voor een raadsonderzoek.
De rechtbank overweegt als volgt. In onderhavig geval is sprake van een complexe situatie. Sinds 2017 zijn verschillende hulpverleningsinstanties betrokken geraakt om tot contactherstel tussen de vader en de kinderen te komen, onder andere vanuit de gemeente Gouda, [instelling 3] , [instelling 4] en [instelling 5] . Laatstgenoemd traject is in juni 2025 gestopt, omdat zij geen mogelijkheden meer ziet om de ouders verder te helpen. Ondanks de ingezette hulpverlening is er op dit moment geen contact tussen de vader en de kinderen. Uit de verslagen van de hulpverlening blijkt dat bij de kinderen sprake is van ernstige spanningen. Zij hebben emotioneel last van het idee dat zij contact moeten hebben met de vader. Met name ten aanzien van [minderjarige 3] bestaan ernstige zorgen over zijn welzijn. Hij heeft zorgelijke uitspraken gedaan en heeft last van een tic. Op de zitting is verder besproken dat de vader buiten hun weten heeft ingelogd op het [account] van de kinderen en daarbij contact heeft gehad met klasgenoten van [minderjarige 1] . Ook is gebleken dat de kinderen overstuur raken als zij de vader ineens ergens zien.
De rechtbank heeft echter nog onvoldoende informatie om te kunnen beslissen over de vraag of contact tussen de vader en de kinderen in het belang van de kinderen is, en zo ja, wat er nodig is om tot herstel van het contact te komen en welke zorgregeling in dat geval het meest in het belang van de kinderen is.
De rechtbank zal daarom de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken een onderzoek te doen en daarover rapport en advies uit te brengen. De rechtbank verzoekt de Raad om antwoord te geven op de volgende vragen:
Verzet het belang van de kinderen zich tegen een zorgregeling met de vader? Zo nee, wat is er nodig om tot herstel van het contact te komen en welke zorgregeling is in dat geval het meest in het belang van de kinderen?
Is verdere hulpverlening voor de kinderen en de ouders noodzakelijk? Zo ja, welke hulpverlening?
Daarnaast is uit het verslag van [instelling 5] gebleken dat zij de ouders en de kinderen niet verder kunnen helpen. Zij adviseren de ouders om het traject Parallel (solo) ouderschap te gaan volgen. De Raad heeft op de zitting aangegeven dat zij dit traject ook passend vinden.
Op de zitting is daarom met de ouders gesproken over een dergelijk traject. Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling / parallel (solo) ouderschap. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject en heeft daarom een proces-verbaal van doorverwijzing gemaakt (zie bijlage bij deze beschikking). Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar [instelling 2] . De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan [instelling 2] .
De rechtbank verzoekt de ouders om de rechtbank tijdig te informeren over het verloop van voornoemd traject. Van de uitvoerende hulpverleningsinstantie verwacht de rechtbank dat – zoals op de zitting met de ouders is besproken – zij de eindrapportage over het verloop van het traject indient op de hierna vermelde wijze. De hulpverleningsinstantie kan de rechtbank tussentijds informeren als daartoe aanleiding is.
Het onderzoek van de Raad en het traject Parallel (solo) ouderschap kunnen naast elkaar lopen. De rechtbank merkt daarover op dat het traject Parallel (solo) ouderschap aanvullende informatie kan opleveren over de mogelijkheden voor contact tussen de vader en de kinderen.
In afwachting van het raadsrapport en het verloop van het traject Parallel (solo) ouderschap zal de rechtbank de beslissing met betrekking tot de zorgregeling pro forma aanhouden tot na te melden datum.
Contactverbod en dwangsom
Uit de toelichting van de moeder op de zitting is gebleken dat zij met haar verzoek een verbod voor ogen heeft, waarbij aan de vader wordt verboden om fysiek in de buurt van de kinderen te komen. Dat komt neer op een inperking op de bewegingsvrijheid van de vader. Een dergelijk verbod kan niet worden verzocht in het kader van artikel 1:377a of artikel 1:253a BW en komt daardoor niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
15 mei 2026 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling van de zaak, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen wijze;
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vader] ,
wonende te [adres 1] , ( [postcode 1] ) [woonplaats] ,
en
[de moeder]
wonende te [adres 2] , ( [postcode 2] ) [woonplaats] ;
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) [instelling 2] voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
[instelling 2] , Omgangsbegeleiding, [adres 3] ;
bepaalt dat partijen de rechtbank vóór na te melden pro formadatum informeren omtrent het verloop van voornoemd traject;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank (tussentijds) rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek van de moeder om aan de vader een contactverbod op te leggen;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstakenaan tot
1 augustus 2026 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.J.W. Straatsma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 november 2025.