6.2.De beroepsgrond slaagt.
7. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarom heeft verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Het besluit is in zoverre in strijd met het motiveringsbeginsel. Het bestreden besluit zal om die reden gedeeltelijk worden vernietigd, namelijk voor zover verweerder de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond heeft afgedaan en er een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar is opgelegd. Dit betekent dat de beslissing tot afwijzing van de asielaanvraag wel in stand blijft.
8. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien. Anders dan eiser aanvoert, is de rechtbank op grond van het navolgende hiertoe bevoegd.
Artikel 13, eerste lid van de Procedurerichtlijn (Pri) bepaalt dat de vreemdeling een rechtsmiddel moet hebben tegen een terugkeerbesluit bij een rechterlijke of administratieve autoriteit. Nederland heeft er voor gekozen om die bevoegdheid aan de rechterlijke macht toe te kennen. In de transponeringstabel van artikel 13, eerste lid, van de Pri wordt immers verwezen naar hoofdstuk 8 van de Awb.
Artikel 13, tweede lid, van de Pri bepaalt dat de in het eerste lid bedoelde instantie bevoegd is het terugkeerbesluit te herzien of op te schorten. In de transponeringstabel van artikel 13, tweede lid, van de Pri, staat dat dit artikel is geïmplementeerd in hoofdstuk 7 van de Awb, en dus niet in hoofdstuk 8. Anders dan eiser meent, betekent dit niet dat de wetgever ervoor heeft gekozen om de rechtbank niet de bevoegdheid te geven om het terugkeerbesluit te herzien of op te schorten. Uit de transponeringstabel volgt dat de instantie die op grond van artikel 13, eerste lid, van de Pri is aangewezen, in Nederland dus de rechtbank, op grond van het tweede lid de bevoegdheden heeft van hoofdstuk 7 van de Awb, waaronder in dit geval de bevoegdheid, neergelegd in artikel 7:11, tweede lid, tot het nemen van een nieuw terugkeerbesluit.
9. Dit houdt in dat de uitspraak heeft te gelden als een terugkeerbesluit als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de Vw en dat de vertrektermijn op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw vier weken bedraagt. De vertrektermijn vangt aan met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak. Verder bedraagt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw vier weken.
10. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).