ECLI:NL:RBDHA:2025:22421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
NL25.590
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van een derdelander uit Oekraïne

In deze zaak heeft eiseres, een derdelander uit Oekraïne, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 12 december 2022. Eiseres heeft op 12 december 2024 verweerder in gebreke gesteld, waarna zij op 6 januari 2025 in beroep is gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 11 augustus 2023 een besluit heeft genomen, maar dit besluit is op 14 februari 2024 ingetrokken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiseres niet prematuur was en dat verweerder tijdig op de eerste aanvraag dient te beslissen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 200,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op proceskostenvergoeding van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.590
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. de Schutter),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 12 december 2022.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Overwegingen

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
2. Eiseres is een zogenoemde derdelander uit Oekraïne. Eiseres heeft op zowel 12 december 2022 en 10 maart 2024 een asielaanvraag ingediend. De rechtbank stelt vast dat het onderhavige beroep ziet op de eerste asielaanvraag van 12 december 2022, zoals blijkt uit de door eiseres ingediende documenten. Eiseres heeft verweerder op 12 december 2024 in gebreke gesteld, waarna zij op 6 januari 2025 in beroep is gegaan wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 11 augustus 2023 een besluit heeft genomen op de asielaanvraag van 12 december 2022. Verweerder heeft in dit besluit de asielaanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Dit besluit heeft verweerder ingetrokken op 14 februari 2024. Verweerder heeft na intrekking van het besluit van 11 augustus 2023 geen ander besluit genomen op de asielaanvraag. De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder na het verstrijken van de uiterste beslistermijn van 21 maanden zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan. Het beroep is daarom gegrond.
4. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend ten aanzien van de tweede asielaanvraag (van 10 maart 2024). Het onderhavige beroep ziet op de eerste asielaanvraag van 12 december 2022, zoals blijkt uit het beroepschrift van eiseres en de ingediende stukken. Dat eiseres nogmaals asiel heeft gevraagd, doet er niet aan af dat verweerder tijdig op de eerste aanvraag dient te beslissen en daarom terecht in gebreke is gesteld.
5. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder op te dragen zo snel mogelijk op de asielaanvraag van eiseres te beslissen, maar uiterlijk twee weken na verzending van deze uitspraak. De rechtbank stelt vast dat de uiterste termijn van 21 maanden zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn ruimschoots is verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen.
6. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van Awb dat verweerder een dwangsom van € 200,- is verschuldigd voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
7. Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld, zal verweerder in zoverre in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- verbeurt voor iedere dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-; en,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Özçelik, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.