ECLI:NL:RBDHA:2025:22435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
NL24.51305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Colombiaanse eisers op basis van onvoldoende onderbouwing van bedreigingen door gewapende groeperingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2025 uitspraak gedaan over de afwijzing van asielaanvragen van twee Colombiaanse eisers, die zich beroepen op bedreigingen door de gewapende groeperingen FARC en Las Aguilas Negras. De eisers, een man, zijn partner en hun zoon, hebben in april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 29 november 2024 afgewezen, omdat de eisers er niet in zijn geslaagd om hun problemen met de genoemde groeperingen aannemelijk te maken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 september 2025, waarbij de eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eisers over de bedreigingen onvoldoende concreet waren en gebaseerd op vermoedens en aannames. De rechtbank wees erop dat de lange militaire achtergrond van de eiser niet automatisch leidt tot een reëel risico op vervolging. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat de asielaanvragen ongegrond waren en dat de eisers geen recht hadden op bescherming. De rechtbank verklaarde de beroepen van de eisers ongegrond en wees hen de proceskosten toe.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.51305, NL24.51306 en NL24.51307
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser 1], V-nummer: [V-nummer] , eiser
[eiseres] ,V-nummer: [V-nummer] , eiseres
en
[eiser 2] ,V-nummer: [V-nummer] , eiser 2 samen: eisers
(gemachtigde: mr. S.N. Ali), en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: L. Verhaegh).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvragen van eisers1. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvragen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvragen in stand in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers hebben ieder op 22 april 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eisers stellen van Colombiaanse nationaliteit te zijn. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1978 en is de partner van eiseres, geboren op [geboortedatum 2] 1981. Eiser 2 is de zoon van eiser en is geboren op [geboortedatum 3] 2004. De minister heeft met de bestreden besluiten van 29 november 2024 de aanvragen van eisers in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eisers hebben ieder beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, L. Harutyunyan als tolk en de gemachtigde van de minister.
1 als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

Samenvatting

Het asielrelaas
3. Eisers leggen aan hun asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is gedurende lange tijd als beroepsmilitair werkzaam geweest in het regeringsleger van Colombia. In die hoedanigheid heeft hij acties uitgevoerd tegen gewapende milities als de FARC en Las Aguilas Negras. Op 3 januari 2018, toen eiser nog werkzaam was als beroepsmilitair, zijn de problemen van eisers in Colombia begonnen. Eiseres heeft op die datum een dreigbrief van de FARC ontvangen, waarin staat dat de familie een doelwit is van de FARC. Vervolgens is eiseres enkele dagen later op straat benaderd door leden van Las Aguilas Negras met de vraag of eiser hen informatie wil verstrekken en wapens wil verkopen. Hierop heeft eiser ontslag genomen uit het leger in de hoop verdere problemen te voorkomen. Dit bleek ijdele hoop want eiseres werd niet lang daarna alsnog achtervolgd door onbekende mannen op een motor. Hierom hebben eiser en eiseres in maart 2018 hun verblijfsplaats [plaats 1] verlaten en zijn zij vertrokken naar [plaats 2] . Op 28 juni 2019 is eiser daar beschoten. Eiser en eiseres zijn hierop naar [plaats 3] vertrokken. Na een korte terugkeer naar Colombia in augustus 2021 wegens het overlijden van de vader van eiser, zijn zij in december 2021 teruggekeerd naar Colombia met het doel hun leven daar weer op te pakken. Op 17 januari 2022 ontvingen zij een dreigbrief. Eiser heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie. Eiser ontving een noodnummer dat hij bij gevaar kan bellen. Nadat eiser en eiseres op 25 januari 2022 nogmaals een dreigbrief hebben ontvangen, hebben zij Colombia verlaten. Zij hebben eiser 2, de zoon van eiser, opgehaald bij zijn moeder en zijn samen naar Nederland gereisd. Eisers vrezen bij terugkeer naar Colombia voor problemen van de zijde van de FARC en Las Aguilas Negras. De Colombiaanse autoriteiten zijn niet in staat hen bescherming te bieden tegen deze groeperingen.

De bestreden besluiten

4. De asielrelazen bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
 identiteit, nationaliteit en herkomst;
 voor eiser en eiseres: bedreigingen door de FARC en Las Aguilas Negras en;
 voor eiser 2: bedreigingen door de FARC en Las Aguilas Negras van zijn vader en (stief)moeder.
5. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig zijn. Volgens de minister geldt dit echter niet voor de bedreigingen door de FARC en Las Aguilas Negras. Deze zijn ongeloofwaardig. Hierbij acht de minister van belang dat eisers onvoldoende hebben geconcretiseerd waarom zij doelwit werden van de FARC en Las Aguilas Negras. Verder zijn de verklaringen van eisers over de dreigbrieven vaag en roept de omstandigheid dat deze brieven, die de kern vormen van het asielrelaas, niet eerder in de procedure zijn overgelegd vraagtekens op. De authenticiteit van de brieven is daarbij niet vast te stellen. Ook zijn de verklaringen van eisers over de confrontaties met veronderstelde leden van de FARC en Las Aguilas Negras vaag. Eisers zijn bovendien verschillende keren vanuit [plaats 3] teruggekeerd naar Colombia. De overige familieleden, zoals de twee dochters van eiser die zijn achtergebleven in Colombia, zijn niet benaderd door de FARC of Las Aguilas Negras. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van hun gestelde vrees voor problemen en daarmee aan het asielrelaas. De overige door eisers voorafgaand aan de besluitvorming overgelegde documenten leiden niet tot een ander oordeel omtrent de geloofwaardigheid. Een aangifte wordt opgemaakt naar aanleiding van de verklaringen van de aangever, zodat dit niet kan worden aangemerkt als een objectief verifieerbaar stuk. Dit geldt ook voor de door de moeder van eiser 2 opgestelde brief. De overige documenten hebben betrekking op de algemene situatie in Colombia en zien niet op eisers persoonlijke situatie.
6. Op grond van het geloofwaardig gevonden element, namelijk de identiteit, nationaliteit en herkomst, kunnen eisers volgens de minister niet worden aangemerkt als vluchteling2. Ook is op grond hiervan niet aannemelijk dat eisers bij uitzetting een reëel risico lopen op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.3 De asielaanvragen van eisers worden daarom door de minister afgewezen als ongegrond en aan eisers zijn terugkeerbesluiten opgelegd.

Wat vinden eisers?

7. Eisers stellen zich op het standpunt dat de minister hun problemen met de FARC en Las Aguilas Negras ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Zij wijzen er in dit kader op dat de minister de militaire achtergrond van eiser niet heeft betwist en dat hun verklaringen passen in het algemene beeld van Colombia. Eisers verwijzen in beroep in dit kader naar diverse algemene bronnen, zoals berichten van de UNHCR en van BBC News. De militaire achtergrond van eiser en zijn functie en specifieke taken vormen een duidelijk motief voor de dreigementen en bedreigingen, aldus eisers. Ook hebben zij consistent verklaard, waardoor er geen reden bestaat om aan hun verklaringen te twijfelen. Verder hebben eisers in beroep verschillende documenten overgelegd die hun problemen onderbouwen, met name afschriften van berichten van Colombiaanse nieuwszenders, krantenberichten die (deels) betrekking hebben op (familie van) eiser, berichten van sociale media en twee dreigbrieven van Las Aguilas Negras, De minister heeft onzorgvuldig gehandeld nu hij deze documenten niet heeft laten onderzoeken, aldus eisers. Tenslotte wijzen eisers erop dat er geen relocatiemogelijkheid voor hen bestaat in Colombia. De Colombiaanse autoriteiten zijn namelijk nergens in staat om hen bescherming te bieden tegen gewapende organisaties als de FARC en Las Aguilas Negras.

Beoordeling door de rechtbank

Geloofwaardigheid van de verklaringen
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft overwogen dat eisers er niet in zijn geslaagd hun problemen met de FARC en Las Aguilas Negras aannemelijk te maken. De enkele omstandigheid dat eiser een (lange) militaire achtergrond heeft waarin hij zich onder meer bezighield met gewapende groeperingen, is hiertoe onvoldoende. Het is immers niet zo dat iedere (ex) militair in Colombia te maken heeft met bedreigingen. Het is daarom aan eisers om aannemelijk te maken dat en waarom juist zij bedreigd worden. Hierin zijn zij niet geslaagd. Hiertoe acht de rechtbank het volgende van belang.
9. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eisers over de bedreigingen weinig concreet zijn en zijn gebaseerd op vermoedens en aannames. Hierbij heeft de minister van belang mogen achten dat de verklaringen van eisers over de dreigbrieven en de verschillende confrontaties met gewapende groeperingen vaag blijven. Zo zijn de beschrijvingen van de gestelde daders zeer algemeen en bieden geen aanknopingspunten dat de personen daadwerkelijk bij de beschreven groeperingen behoorden. De minister heeft er daarbij niet ten onrechte op gewezen dat de verklaring van eiser op de zitting dat hij zeker weet dat hij door de FARC is bedreigd en beschoten, niet rijmt met zijn eerdere verklaring dat hij juist
nietweet van welke groepering de mensen waren die eiseres hebben achtervolgd en hem hebben beschoten.4 De verklaring die hier ter zitting voor is gegeven, namelijk dat het in de loop van het strafrechtelijk onderzoek duidelijk is geworden dat het de FARC betrof, overtuigt niet. Deze stelling wordt niet onderbouwd met (authentieke) documenten, bijvoorbeeld documenten die het genoemde strafrechtelijke onderzoek betreffen. Eiser heeft bovendien eerder verklaard dat hij niet weet of er naar aanleiding van de aangifte die hij heeft gedaan een onderzoek is ingesteld, dat hij hier nadien niets meer van heeft vernomen en enkel een document met een noodtelefoonnummer heeft gekregen.5 De niet onderbouwde stellingen van eisers ter zitting over de voortgang in een strafrechtelijk onderzoek en dat er meerdere onderzoeken zouden lopen, roepen in dat licht vragen op en doen daarmee te meer afbreuk aan de samenhang en aannemelijkheid van de verklaringen.
2 In de zin van het Vluchtelingenverdrag.
3 Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
10. Verder heeft de minister er niet ten onrechte op gewezen dat eiser (samen met eiseres) meermaals vanuit [plaats 3] is teruggekeerd naar Colombia en dat overige gezinsleden van eiser, te weten de dochters van eiser, niet zijn benaderd door leden van gewapende groeperingen. Ook is het opvallend dat eiser ervoor heeft gekozen pas na de gestelde ontvangst van een dreigbrief in 2022 aangifte te doen, terwijl zijn moeilijkheden al in 2018 zouden zijn begonnen. De rechtbank volgt het standpunt van de minister hieromtrent dat deze feiten en omstandigheden niet te verenigen zijn met de verklaringen van eisers over de gestelde ernst, aard en reikwijdte van de bedreigingen.
11. Gelet hierop heeft de minister zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat dat eisers geen samenhangende en aannemelijke verklaringen hebben afgelegd over de bedreigingen door gewapende milities, zodat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. De minister heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat de bedreigingen vanuit de FARC en Las Aguilas Negras ongeloofwaardig zijn. De beroepsgronden slagen niet.

(Onderzoek naar) de in beroep overgelegde documenten

12. De rechtbank stelt vast dat eisers (voor een deel laat) in de beroepsfase meerdere documenten hebben overgelegd. Het gaat daarbij met name om nieuwsberichten van kranten en nieuwszenders, berichten van facebook en Instagram en twee dreigbrieven waarvan er één ongedateerd is en één afkomstig is uit 2022. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat deze documenten geen aanleiding zijn voor nader onderzoek. Ook werpen deze naar de mening van de minister geen ander licht op de geloofwaardigheid van de verklaringen van eisers. Hetzelfde geldt voor de algemene bronnen waar eisers nog naar verwijzen. De rechtbank volgt de minister hierin en acht hierbij het volgende van belang.
13. De minister heeft er niet ten onrechte op gewezen dat eisers op geen enkele wijze hebben toegelicht hoe en wanneer ze aan de overgelegde documenten zijn gekomen. Evenmin hebben zij uitgelegd waarom deze documenten, hoewel het veelal oudere documenten betreft, pas (vlak) voor de zitting zijn overgelegd, waardoor de documenten niet konden worden meegenomen in de besluitvorming door de minister. Zonder enige uitleg valt niet in te zien dat eisers deze documenten niet eerder hadden kunnen verkrijgen en inbrengen. Dit geldt te meer nu het voor een belangrijk deel relatief makkelijk te verkrijgen, openbare documentatie betreft als (nieuws)berichten, al dan niet van social media, en de dochters van eiser, van wie er één werkzaam is voor de overheid, nog in Colombia verblijven. Daarnaast hebben eisers verzuimd te concretiseren wat zij met welk stuk nader willen onderbouwen, hetgeen wel op hun weg had gelegen. Nu het verder veelal oudere stukken of stukken afkomstig van sociale media betreffen, waarvan het onduidelijk is op grond van welke informatie of bronnen deze tot stand zijn gekomen, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank niet die waarde aan deze documenten hoeven toe te kennen die eisers hieraan gehecht willen zien
.Voor wat betreft de meer recente (kranten)artikelen over de dood van een neef en oom van eiser heeft de minister ter zitting tevens terecht opgemerkt dat het vragen oproept dat deze familieleden zouden zijn gedood omdat zij de verblijfplaats van eisers niet wilden prijsgeven. Dit terwijl in andere, eerdere, berichten die eisers hebben overgelegd al gedetailleerd staat vermeld staat dat en sinds wanneer eisers in Nederland verblijven.
4 Zie blz. 22 van het nader gehoor.
5 Zie blz. 24 van het nader gehoor.
14. Onder bovengenoemde omstandigheden heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de in de beroepsfase door eisers overgelegde documenten nader te onderzoeken of te concluderen dat deze een ander licht werpen op de geloofwaardigheid van de verklaringen van eisers. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de minister op dit punt onzorgvuldig heeft gehandeld. De beroepsgrond faalt.

Relocatie

15. Nu de bedreigingen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, is de vraag of relocatie van eisers een oplossing zou kunnen zijn voor een veilige terugkeer naar Colombia niet relevant. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.

Conclusie en gevolgen

16. De minister heeft de asielaanvragen van eisers terecht afgewezen als ongegrond. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef onder a of onder b, van de Vw 2000. De beroepen van eisers zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen dan ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 oktober 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.