ECLI:NL:RBDHA:2025:2254

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 7450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Woo-verzoek tot openbaarmaking van informatie over Radio Frequency-technology

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Defensie op zijn Woo-verzoek behandeld. Eiser had op 3 mei 2024 verzocht om openbaarmaking van informatie over de Radio Frequency-technology (RF), maar de minister had niet tijdig een besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt dat de minister uiterlijk op 14 maart 2025 het eerste deelbesluit moet nemen en op 1 mei 2025 het tweede deelbesluit. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat de omvang van het verzoek en de betrokkenheid van meerdere belanghebbenden de beoordeling heeft vertraagd. Eiser had in zijn verzoek om informatie een ruime definitie gegeven van de documenten die hij wenste, wat leidde tot een complexe beoordeling door de minister. De rechtbank concludeert dat de minister het griffierecht aan eiser moet vergoeden, maar ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7450

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Akin).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiser tegen het volgens hem niet tijdig beslissen door verweerder op zijn verzoek van 3 mei 2024. [1]
1.2.
Verweerder heeft op 26 september 2024 een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder, vergezeld van [naam] .
Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Eiser heeft met zijn Woo-verzoek van 3 mei 2024 gevraagd om informatie openbaar te maken over de Radio Frequency-technology (RF). Het gaat om alle documenten inzake RF inclusief onderzoeken die zijn uitgevoerd, correspondentie intern en met Polaris en/of andere externe partijen, alle overwegingen van het ministerie inzake de totstandkoming en uitvoering van RF en alle documenten over de kosten die het ministerie heeft moeten maken ingevolge RF. Eiser geeft daarbij een ruime definitie van wat hij onder document verstaat. Het gaat om de periode 1 januari 2017 tot en met 3 mei 2024.
2.2.
Bij e-mail van 14 mei 2024 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn verzoek niet specifiek genoeg is om in behandeling te nemen. Gevraagd is of eiser hulp wenst met het preciseren van zijn verzoek. De beslistermijn is vanaf 14 mei 2024 opgeschort tot het moment waarop het verzoek voldoende is gepreciseerd om in behandeling te nemen.
2.3.
Op 15 mei 2024 heeft eiser gereageerd op dit verzoek. Het betreft een project van het ministerie waarbij een budget van ruim € 100 miljoen is geïnvesteerd. Hij heeft interesse in de ontwikkelingen op het gebied van RF, de wapensystemen, de communicatiemiddelen, de beoogde innovaties, samenwerkingen en investeringen. Hieronder valt ook (indien van toepassing) het aanbestedingstraject. Er is gekozen voor de datum 1 januari 2017, omdat het project en/of de voorbereiding medio 2017 zou zijn opgestart. Eiser geeft verweerder een aantal zoektermen. Het verzoek is niet gericht op een bepaalde regio. Eiser zegt dat wellicht ook andere ministeries betrokken kunnen zijn bij het onderwerp. Hij verzoekt zijn verzoek centraal af te handelen en/of (gedeeltelijk) door te leiden naar de betreffende instantie.
2.4.
Op 17 mei 2024 heeft verweerder eiser gevraagd of hij dit verzoek ook heeft ingediend bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Voorgesteld wordt om de soort documenten voor nu te beperken tot bepaalde documenten.
2.5.
Op 20 mei 2024 heeft eiser meegedeeld dat hij het verzoek nog niet heeft ingediend bij EZK. Hij verzoekt om zijn verzoek, zoals gepreciseerd op 15 mei 2024, gezamenlijk op te pakken. Hij gaat niet akkoord met de voorgestelde beperking.
2.6.
Op 24 mei 2024 heeft verweerder meegedeeld dat een opsomming van de deelontwerpen, dat neerkomt op alles over het project Polaris, geen precisering is. Het voorstel was om eerst te richten op documenten ter voorbereiding van de besluitvorming rondom het project. Er wordt nogmaals aangeboden om met eiser in gesprek te gaan om erachter te komen naar welke specifieke informatie hij op zoek is.
2.7.
Op 26 mei 2024 heeft eiser meegedeeld dat het met bepaalde zoektermen mogelijk moet zijn om in de digitale systemen en mailboxen te zoeken. De onderzoeken en keuzes van het ministerie kunnen uit een projectmap worden gehaald. Het ministerie heeft in beeld hoeveel geld er is geïnvesteerd. Dit kan, desnoods met facturen, worden gedeeld. Eiser geeft mee dat ook deelbesluiten kunnen worden genomen.
2.8.
Verweerder heeft op 28 mei 2024 meegedeeld dat de opschorting van de beslistermijn eindigt op 26 mei 2024. Op 30 mei 2024 heeft verweerder meegedeeld dat het Woo-verzoek is doorgezonden naar EZK. Op 14 juni 2024 heeft verweerder de beslistermijn met twee weken verdaagd.
2.9.
Op 24 juni 2024 is eiser meegedeeld dat er ongeveer 1600 documenten gevonden zijn. Daarvan moet worden beoordeeld of deze vallen onder de reikwijdte van het verzoek. Vervolgens zal worden beoordeeld of de documenten (gedeeltelijk) openbaar worden gemaakt. Dit zal meer tijd in beslag nemen dan de normale beslistermijn.
2.10.
Op 3 juli 2024 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld. Hij stelt dat een concrete planning ontbreekt en ook een inventarislijst van documenten die binnen de reikwijdte van het verzoek vallen.
2.11.
Op 4 juli 2024 heeft verweerder een gesprek met eiser op diezelfde datum bevestigd. Binnen twee weken wordt de inventarislijst opgestuurd. Dan zal de eerste beoordeling zijn gedaan, volgt de tweede beoordeling en daarna komt het besluit. Daarvoor is de datum 15 augustus 2024 afgesproken. Afgesproken is voorts dat eiser tot die datum geen beroep niet tijdig beslissen zal indienen. Eiser zal op de hoogte worden gehouden van andere ontwikkelingen.
Op 20 augustus 2024 heeft verweerder meegedeeld dat de eerste beoordeling is gedaan. De tweede beoordeling is nog gaande. Nog niet alle documenten zijn volledig beoordeeld. Er zijn ongeveer 1600 documenten aangetroffen. Dit vergt meer tijd dan verwacht. Tijdens de beoordeling van de documenten zijn ook documenten aangetroffen waarbij een derde om een zienswijze moet worden gevraagd. Het kost dus meer tijd.
Op 2 september 2024 heeft verweerder eiser meegedeeld dat bespreking van een verdere precisering van het verzoek gewenst is, om zo snel mogelijk een besluit te kunnen nemen.
Op 6 september 2024 heeft verweerder eiser gevraagd om contact op te nemen voor een precisering. Tot die tijd wordt het verzoek opgeschort.
3.1.
Eiser heeft op 9 september 2024 een beroep niet tijdig beslissen op zijn verzoek van 3 mei 2024 ingesteld.
3.2.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift meegedeeld dat het niet gelukt is om tijdig een besluit te nemen. Verweerder stelt dat op 12 september 2024 contact heeft plaatsgevonden met eiser, waarin de mogelijkheid van het nemen van deelbesluiten is besproken. Verweerder heeft onder verwijzing naar zijn bericht van 20 augustus 2024 uiteengezet dat de eerste beoordeling van documenten heeft plaatsgevonden en dat de beoordeling van het aantal documenten in combinatie met de grootte daarvan meer tijd vergt dan verwacht, waardoor de tweede beoordeling nog niet is afgerond. Er zijn documenten aangetroffen waarbij een derde-belanghebbende in de gelegenheid moet worden gesteld om een zienswijze in te dienen. De afronding van de tweede beoordeling van de documenten is gaande.
3.3.
Op 14 januari 2025 heeft verweerder desgevraagd meegedeeld dat de eerste 1000 documenten zijn beoordeeld. Het Woo-verzoek is omvangrijk en politiek gevoelig. Het verzoek ziet tevens op e-mailcorrespondentie, die per definitie persoonsgegevens en ook persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Deze stukken dienen per tekstonderdeel zorgvuldig beoordeeld te worden. Er zijn veel weigeringsgronden van toepassing, waardoor de beoordeling langer duurt dan normaal. De stukken hebben betrekking op ongeveer twaalf belanghebbenden. Zij hebben tot en met 24 januari 2025 de tijd gekregen voor een zienswijze. Het is voorstelbaar dat er bezwaren bestaan tegen de voorgenomen openbaarmaking van documenten. Nadat de zienswijzen zijn verwerkt, dient het eerste deelbesluit te worden opgesteld. Met een beslisnota en inventarislijst zullen de stukken de lijn ingaan, wat ongeveer twee weken duurt. Het is realistisch om een termijn van nog zes tot acht weken aan te houden. Daarnaast heeft verweerder aangegeven te kampen met capaciteitsgebrek.
3.4.
Op zitting heeft verweerder meegedeeld er twee deelbesluiten zullen worden genomen. De operationele commando’s van de krijgsmachtdelen zijn benaderd. Bij doorvragen na de eerste aanlevering van informatie is gebleken dat er nog meer informatie zou moeten zijn. Dat is een aanvulling op de eerste batch. Daarom wordt in overleg een eerste deelbesluit genomen over 1000 aangetroffen documenten en vervolgens een tweede deelbesluit over de rest (ongeveer 600 documenten). Het eerste deelbesluit is te verwachten binnen zes tot acht weken. Het tweede deelbesluit is eind april 2025 te verwachten.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
4. Nu de beslistermijn is overschreden en daarom het beroep gegrond is, moet de rechtbank een termijn bepalen waarbinnen verweerder alsnog moet beslissen. Als uitgangspunt geldt de wettelijke beslistermijn van twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Als de omvang van een Woo-verzoek daartoe aanleiding geeft, kan de bestuursrechter een andere termijn vaststellen. [2] De bestuursrechter kan dat ook doen in andere bijzondere gevallen.
4.1.
Eiser heeft de door verweerder gegeven toelichting (zie 3.2., 3.3. en 3.4) niet weersproken. De rechtbank ziet in de door verweerder gegeven toelichting dan ook aanleiding een nadere termijn vaststellen die niet onnodig lang is, maar ook niet onrealistisch kort. Bij het bepalen van de beslistermijn wordt genoemde toelichting van verweerder, zoals nader toegelicht op zitting, gevolgd.
4.2.
De rechtbank bepaalt dat verweerder uiterlijk op 14 maart 2025 het eerste deelbesluit moet hebben genomen op het verzoek van eiser. Voorts wordt bepaald dat verweerder uiterlijk op 1 mei 2025 het tweede deelbesluit moet hebben genomen op het verzoek van eiser.
4.3.
De rechtbank bepaalt voorts dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee verweerder de hiervoor genoemde beslistermijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. [3]

Conclusie

5. Het beroep is gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek moet worden vernietigd, met de gevolgen zoals onder ‘beslissing’ is vermeld.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Verweerder moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek;
  • draagt verweerder op om uiterlijk op 14 maart 2025 het eerste deelbesluit te nemen op het verzoek;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee verweerder de hiervoor genoemde beslistermijn voor het eerste deelbesluit overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • draagt verweerder op om uiterlijk op 1 mei 2025 het tweede deelbesluit te nemen op het verzoek;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee verweerder de hiervoor genoemde beslistermijn voor het tweede deelbesluit overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Ingevolge de Wet open overheid (Woo).
2.Artikel 8.4, eerste lid, van de Woo.
3.Zie ‘het Beleid extra dwangsom’ van de rechtbanken op de website rechtspraak.nl/