ECLI:NL:RBDHA:2025:22633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
C/09/693129 / FA RK 25-7828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 oktober 2025, is een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene, geboren in 1998, die momenteel verblijft in een GGZ-accommodatie. De officier van justitie had op 16 oktober 2025 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 31 oktober 2025 gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren. De betrokkene heeft aangegeven dat zij van mening is dat een zorgmachtiging niet noodzakelijk is, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende vertrouwen is dat de betrokkene vrijwillig de benodigde zorg zal accepteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan psychische stoornissen, waaronder een depressie en een autismespectrumstoornis, en dat er een risico op suïcide bestaat. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van twee maanden, tot en met 31 december 2025, en heeft de verzoeken om andere vormen van zorg afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. M.A. Schueler, rechter, en is vastgesteld op 6 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/693129 / FA RK 25-7828
Datum beschikking: 31 oktober 2025

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie GGZ [accommodatie] , [plaats] ,
advocaat: mr. T.S. Kessel te Dordrecht.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 oktober 2025, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 14 oktober 2025 ondertekende medische verklaring van [naam 1] , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;
- een blanco zorgkaart;
- een zorgplan van 14 oktober 2025;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 16 oktober 2025;
- een brief van de officier van justitie van 30 september 2025, waaruit blijkt dat er ten aanzien van betrokkene geen recente politiemutaties zijn en betrokkene geen justitiële documentatie heeft.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de psychiater, de heer [naam 2] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat betrokkene van mening is dat een zorgmachtiging niet noodzakelijk is. Betrokkene uit een ontslagwens, maar vindt moeilijk onder woorden te brengen wat er voor nodig is om het thuis goed te laten gaan. Autonomie is belangrijk voor betrokkene. De voorgeschiedenis laat periodes zien van stabiliteit, maar ook periodes van crisismaatregelen die elkaar kort opvolgen.
De advocaat bepleit primair afwijzing van het verzoek. Betrokkene verzet zich niet jegens de behoefte zorg. Betrokkene heeft goed contact met haar behandelaren, waardoor er op tijd ingegrepen kan worden mocht dit noodzakelijk zijn. Subsidiair bepleit de advocaat afwijzing van de zorgvormen “
insluiten”en “
het uitoefenen van toezicht”.Niet is gebleken dat deze zorgvormen voorzienbaar worden geacht. Mochten deze zorgvormen onverhoopt noodzakelijk worden geacht, kan dit middels een noodmaatregel worden toegepast. Meer subsidiair bepleit de advocaat de duur van zorgmachtiging te beperken.
De psychiater heeft ter zitting aangegeven dat de afgelopen periode steeds minder verplichte zorg is ingezet. Betrokkene heeft vrijheden en meer regie over haar eigen veiligheid. Indien er meer zicht is op een zinvolle dagindeling, zal er eveneens sprake zijn van werk en sociaal contact. In minder goede periodes wordt haar wereld kleiner en nemen de sombere gedachtes de overhand. Betrokkene heeft dan ook moeite om haar gevoelens onder woorden te brengen en er is dan geen sprake van samenwerking. Dit werd aan het begin van de opname ook waargenomen. Het is een patroon dat terugkeert, en dat is te zien aan de meerdere opnames. Gebleken is dat de duur van de voortzetting van de crisismaatregel te kort was om betrokkene voldoende te stabiliseren. Dit is ook de reden voor het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging. Er is overeenstemming bereikt in het doel en het toewerken naar ontslag. Wegens het hersteltraject zijn er nog verder stappen nodig en bestaat er het risico dat een terugval zich voordoet. In crisismomenten vervalt de samenwerking en is er interventie nodig. Dan vervalt het vrijwillig behandelkader. Omdat het risico van terugval groot is , wordt de zorgmachtiging noodzakelijk geacht.

Beoordeling

Op 3 oktober 2025 is door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 24 oktober 2025.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan psychische stoornissen, te weten een depressie bij bekende autismespectrumstoornis, PTSS en persoonlijkheidsproblematiek.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel.
Betrokkene kampt met een continue innerlijke strijd tussen haar doodswens en haar twijfel hierover. Betrokkene is niet in staat over haar doodswens te praten en veiligheidsafspraken te maken. Daarnaast kan zij niet goed aangeven wanneer de spanning oploopt en wat zij hierbij als hulp nodig heeft. Dit maakt dat het moeilijk is om in te schatten wat het suïciderisico is. Betrokkene heeft in het verleden meermaals een suïcidepoging ondernomen.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Indien er geen sprake is van een juridisch kader is het voorzienbaar dat betrokkene voornemens is om met ontslag te gaan. Betrokkene is niet in staat om haar eigen veiligheid te waarborgen bij ontslag. Hoewel betrokkene aangeeft vrijwillig te willen meewerken aan de behandeling, heeft zij in het recente verleden meermaals zorg geweigerd. Gelet hierop heeft de rechtbank onvoldoende vertrouwen dat betrokkene de zorg in een vrijwillig kader blijvend zal accepteren. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Gelet op hetgeen ter zitting is besproken ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van verplichte zorg in de vorm van:
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen.
Niet gebleken is dat deze vorm van zorg in het verleden noodzakelijk is geweest en niet voorzienbaar is dat het opleggen hiervan direct noodzakelijk zal zijn. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
De rechtbank ziet aanleiding om de zorgmachtiging te verlenen voor een kortere duur dan is verzocht. Het perspectief voor betrokkene is hiertoe redengevend, temeer nu betrokkene stappen heeft gezet in haar herstel. Echter, het herstel is pril, waardoor er onvoldoende basis is om de zorg op dit moment al voort te zetten in vrijwillig kader. Om het herstel te waarborgen is de rechtbank van oordeel dat een zorgmachtiging voor de duur van twee maanden passend is.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 31 december 2025;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A. Schueler, rechter, bijgestaan door L. Ammerlaan-Arkenbout als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 oktober 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 november 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.