2.4.1.[minderjarige] is geboren op [geboortedatum] 2014 en heeft een autismespectrumstoornis en een algehele ontwikkelingsachterstand, waardoor zij gedragsproblemen heeft. Het college heeft haar voor de periode van 1 juni 2024 tot en met 31 augustus 2024 jeugdhulp toegekend in de vorm van een pgb ter grootte van € 25 per uurvoor individuele begeleiding. Het college heeft het pgb met ingang van 28 juni 2024 beëindigd. Met bestreden besluit 2 heeft het college de hoogte van het pgb, alsmede de beëindiging ervan met ingang van 28 juni 2024 gehandhaafd.
3. Bestreden besluit 2 berust wat betreft de handhaving van het gehanteerde niet professionele tarief, op het gegeven dat zorgverlener [naam 3] niet beschikt over een SKJ-registratie. Omdat het bezwaar volgens het college van rechtswege ook betrekking had op de beëindiging van het pgb met ingang van 28 juni 2024, heeft het college dat ook beoordeeld en gehandhaafd, op de grond dat [naam 3] niet langer bereid was om tegen het lage tarief jeugdzorg te verlenen.
4. Eiseres heeft het standpunt van het college gemotiveerd betwist en heeft op 20 augustus 2024 opnieuw jeugdhulp aangevraagd. Met het primair besluit van 29 november 2024 heeft het college eiseres opnieuw een pgb voor individuele begeleiding toegekend ter grootte van € 14,78 per uur (niet-professioneel tarief) voor de periode van 1 november 2024 tot en met 31 januari 2025.Het daartegen gemaakte bezwaar heeft eiseres ingetrokken. Ter zitting heeft het college onweersproken te kennen gegeven dat eiseres tot 1 januari 2026 weer een pgb ontvangt voor logeeropvang en steun bij het avondeten.
5. De rechtbank stelt vast dat het beroep tegen bestreden besluit 2 ook ziet op een afgesloten periode in het verleden. Eiseres heeft van 1 juni 2024 tot 28 juni 2024 een pgb ontvangen voor logeeropvang. Het pgb is per 28 juni 2024 beëindigd en met ingang van 1 november 2024 weer toegekend. Tot 1 januari 2026 ontvangt eiseres een pgb voor logeeropvang en steun bij het avondeten. De vraag is dus ook hier of er sprake is van procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang is gelegen in de beoordeling van een aanspraak die ziet op een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
6. De rechtbank is van oordeel dat er ook met betrekking tot deze afgesloten periode in het verleden (de periode van 1 juni 2024 tot 1 november 2024) geen sprake is van procesbelang. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden dan wel dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres in de genoemde periode jeugdzorg uit eigen portemonnee heeft ingekocht.
7. Ook voor zover het beroep is gericht tegen bestreden besluit 2 is het niet-ontvankelijk, wegens het ontbreken van procesbelang.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de bestreden besluiten 1 en 2 in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.