Deze uitspraak betreft het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die de Somalische nationaliteit heeft, heeft op 4 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd op 8 augustus 2024 afgewezen als ongegrond. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld, waarbij hij ook verzocht heeft om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 31 oktober 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Verweerder heeft aan eiser tegengeworpen dat hij bepaalde documenten niet heeft overgelegd, maar heeft eiser niet in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom deze documenten ontbreken. De rechtbank concludeert dat verweerder niet volgens zijn eigen beleid heeft gehandeld en dat de motivering van de afwijzing onvoldoende is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep gegrond is verklaard. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten.