In deze uitspraak beslist de rechtbank Den Haag op het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 2 juni 2025. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit van 21 maart 2025 ongegrond, waarbij eiseres een bedrag van € 2.116,01 aan bijzondere bijstand was toegekend, waarvan € 500,- in de vorm van een lening. Op 11 augustus 2025 heeft het college echter het bezwaar van eiseres alsnog gegrond verklaard en haar het volledige bedrag van € 2.116,01 als gift toegekend. Hierdoor was er feitelijk geen geschil meer tussen partijen, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- moet vergoeden. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van professionele rechtshulp en er zijn geen andere kosten voor vergoeding in aanmerking gekomen, waardoor er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Bronsveld, griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 december 2025.