ECLI:NL:RBDHA:2025:22817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
25/4147
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Den Haag inzake bijzondere bijstand

In deze uitspraak beslist de rechtbank Den Haag op het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 2 juni 2025. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit van 21 maart 2025 ongegrond, waarbij eiseres een bedrag van € 2.116,01 aan bijzondere bijstand was toegekend, waarvan € 500,- in de vorm van een lening. Op 11 augustus 2025 heeft het college echter het bezwaar van eiseres alsnog gegrond verklaard en haar het volledige bedrag van € 2.116,01 als gift toegekend. Hierdoor was er feitelijk geen geschil meer tussen partijen, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- moet vergoeden. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van professionele rechtshulp en er zijn geen andere kosten voor vergoeding in aanmerking gekomen, waardoor er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Bronsveld, griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 december 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/4147

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. E.H. Buizert).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van 2 juni 2025, waarbij het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 21 maart 2025 ongegrond is verklaard. Met dat besluit kende het college eiseres een bedrag van € 2.116,01 aan bijzondere bijstand toe, waarvan € 500,- in de vorm van een lening.
1.1.
Bij besluit van 11 augustus 2025 heeft het college het bezwaar van eiseres alsnog gegrond verklaard en haar het volledige bedrag van € 2.116,01 als gift toegekend.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Vastgesteld wordt dat het college met de nieuwe beslissing op bezwaar van 11 augustus 2025 alsnog volledig aan de bezwaren van eiseres is tegemoetgekomen. Hierdoor bestaat er feitelijk geen geschil meer tussen partijen. Dat brengt mee dat het beroep door het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk wordt verklaard.
3. Omdat het college eiseres na het instellen van beroep tegemoet is gekomen, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Deze vergoeding bedraagt € 53,-. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van professionele rechtshulp en er is evenmin gebleken van andere kosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Er is daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, te weten € 53,-, vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J. Bronsveld, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.