ECLI:NL:RBDHA:2025:22848
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, de minister van Asiel en Migratie, die op 2 oktober 2025 was opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het vooronderzoek op 24 november 2025 is gesloten. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst aan de hand van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 15 oktober 2025. Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting naar Senegal is, omdat de Senegalese autoriteiten nog geen laissez-passer hebben afgegeven. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de situatie ongewijzigd is en dat er nog steeds zicht op uitzetting is, ondanks de lange duur van de bewaring. Eiser heeft niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een lichter middel rechtvaardigen, zoals een meldplicht.
De rechtbank overweegt dat de belangen van de vreemdeling in beginsel minder zwaar wegen dan die van de staat in de eerste zes maanden van de bewaring, tenzij bijzondere omstandigheden zich voordoen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de maatregel van bewaring op te heffen of te wijzigen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.