In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 december 2025, is een beroep behandeld van meerdere eisers tegen de minister van Asiel en Migratie. De eisers hebben gesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister eerder was opgedragen om uiterlijk 30 juni 2025 een beslissing te nemen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze dwangsom een redelijke prikkel is voor de minister om tijdig een besluit te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister de proceskosten van de eisers moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier K.D.M. Nijholt, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.